maandag 4 juni 2012

Feliz cumpleaños... O no.

Nicaragua dus. Er is in een week tijd zo ongelooflijk veel gebeurd, dat ik geen flauw idee heb van waar te beginnen. Dus zal ik verder gaan van waar mijn vorige bericht geëindigd was, want dat was waar het allemaal begon.

Woensdag dus, twee weken geleden. Die avond spraken we af om nogmaals naar Calle de Amargura te gaan, en het werd op zich een vrij rustig avondje. We leerden groep gekke Tico´s kennen die ons de hele tijd wilden trakteren - nog steeds 7up voor mij dan - en waar we uren mee hebben zitten praten. Daarna zijn we gaan dansen in TerraU, en heeft Diana, het `vriendinnetje´ van Dimitris ons allemaal versteld doen staan met haar danskunsten. Het leek allemaal goed te gaan, tot we de taxi naar huis moesten nemen. Zoals steeds nam ik een taxi met Josie en Luke, en ging het laatste stuk alleen door. Bleek de taxichauffeur dezelfde man te zijn die me de avond er voor ook thuis gebracht had, dus raakten we aan de praat. Eerst wat over koetjes en kalfjes, en toen begon hij me uit te horen over vriendjes, en of ik niet geïnteresseerd was in friends with benefits. Amehoela. Hoe oud ik was, dus ik zeg hem dat ik precies een week later negentien zou worden, blijkt hij op dezelfde dag jarig te zijn. Bij het betalen gaf hij me een hand om me een gelukkige verjaardag te wensen, en daar ging het fout. Plots werden de deuren op slot gedraaid, trok hij me naar hem toe, en vroeg of hij me geen verjaardagskus mocht geven. Ik zei dat ik gewoon de auto uit wou, maar neen hoor, meneertje gaf niet toe. Nadat ik met veel moeite mijn gezicht zo kon draaien dat zijn kus net op mijn wang terecht kwam, heb ik hem heel rustig verteld dat als hij niet snel de deuren opendeed en mij naar huis liet gaan, ik de hele buurt bij elkaar zou krijsen. En daar stopte zijn mooie poging.

De  volgende morgen ben ik wéér op de verkeerde bus gestapt naar het weeshuis. Ik snap echt niks van de bussen hier, ze hebben dezelfde naam, op hun zijkant staat exact dezelfde route afgebeeld, maar toch rijdt de ene bus langs mijn project, en de andere verre van. Dus was ik weer helemaal verdwaald, en om het zekere voor het onzekere te nemen, besloot ik een taxi in te stappen. Die me vervolgens een half uur rond reed, om me een fortuin te laten betalen, en ergens nog verder weg afzette, in the middle of nowhere. Ik zei hem nog dat dit niet het park was dat ik bedoelde, maar de lieve man bleef volhouden van wel, dus stond ik daar mooi, zonder enig idee te hebben van waar ik was, geen kat in de buurt. Ik bleef dus maar rondwandelen tot ik iemand tegen het lijf liep, en die kon vragen waar ik de dichstbijzijnde bushalte kon  vinden. Drie kilometer verderop. Fijn, dat was dus ook weer een zeer aangename wandeling. Ondertussen zaten mijn werkuren er al zo goed als op, dus ben ik met die bus  terug gekeerd naar school, en heb van daaruit mijn project gebeld om ze te vertellen dat ik de verkeerde bus genomen had, en er dus niet meer kon geraken. Op weg naar school moest ik natuurlijk langs de werkmannen wandelen, die ook weer allemaal floten, me ten huwelijk vroegen en vanop het dak naar me riepen, en toen was ik het echt kotsbeu. Iedereen probeert je hier maar te versieren, zelfs agenten en taxi chauffeurs, die je toch zou moeten kunnen vertrouwen. Ik had het er echt helemaal mee gehad, en dan die bussen waar niks van klopt... Alleen mijn schattig werkmannetje die steeds zijn helm voor me af zet en een buiginkje maakt, terwijl hij me telkens op een andere manier begroet, die mag blijven.

Die donderdag was Mack ook terug gekeerd van zijn project, dus gingen we die avond voor een laatste keer met hem uit, voordat hij terug naar Canada zou keren. Calle de Amargura, what else. En zoals gewoonlijk deelde Mack weer de nodige rondjes tequila uit. We kwamen ook de groep Walen tegen die ik al eeuwen niet meer gezien had, dus het werd een leuke, maar veel wildere avond dan de avond er voor. En ook toen ging het weer mis. De bar sloot, en toen ontdekten we plots dat Josie spoorloos was. Eerst zagen we het nog als een grappige nieuwe detective-opdracht, maar toen we haar echt nergens in de straat vonden, begonnen we ons wel zorgen te maken. We vroegen iedereen naar haar, tot er nog maar een groep mensen op straat overbleef, die ons alleen maar in hun auto´s wilden krijgen, vraag me niet waarom. Na drie kwartier zoeken vonden we haar eindelijk terug, dus konden we naar huis vertrekken. Meldt de taxi chauffeur ons plots dat we gevolgd worden. En ja hoor, twee auto´s en twee motos reden netjes achter ons aan. Wij wilden gewoon naar huis, als we eenmaal binnen waren konden die ons toch niks meer maken, maar meneer de taxi chauffeur was op meer sensatie uit. Dus belde hij het hoofdkantoor, en reed vervolgens de hele stad door, om te stoppen aan de verzamelplaats van de taxi´s, en de andere chauffeurs op de hoogte te brengen. Wat een wijf. Die stonden de hele tijd te kwebbelen over hoe eng het was dat we achtervolgd werden, terwijl onze volgers netjes achter ons stonden te wachten tot we weer verder reden, zonder dat iemand ook maar op het idee kwam ze misschien eens te gaan vragen waarom ze achter ons aan kwamen. Ook de politie werd er bij gehaald, en wij stonden daar dus maar tijd te verspillen, wachtend op de combi´s. Uiteindelijk werden we met volledige politie-escorte naar huis gebracht. En natuurlijk reed de lieve chauffeur mijn huis voorbij, en dropte me toen maar op straat, zodat ik helemaal alleen midden in de nacht naar huis mocht wandelen. Rare man, eerst maakt hij er een heel drama van en moeten we wachten op de politie, en dan laat hij me alleen naar huis lopen. Terwijl er dus nog steeds een van de auto´s achter me aan reed. Die stopte vlak voor me, een man opende de deur, en toen heb ik het echt op een rennen gezet, ik vloog gewoon naar huis, had in geen tijd het hek en de deur open, en kwam buiten adem veilig binnen.

Ondertussen was het drie uur ´s nachts, en om zes uur moest ik mijn bus naar Puerto Viejo nemen, waar ik voor een tweede keer heen ging, speciaal om bij Luke en Josie te zijn in hun laatste weekend. Die bus heb ik dus gemist. Ik heb echt mijn best gedaan om wakker te blijven, maar een half uur voor vertrek toch in slaap gesukkeld. Mijn gastmoeder heeft me nog proberen te wekken, stond aan mijn arm te trekken, maar tevergeefs - bus gemist. Dat werd de tweede bus nemen, in mijn eentje ben ik dan maar naar daar  getrokken. Waar ik natuurlijk op de verkeerde bus stapte, en meteen in slaap viel. Ze moesten me wakker maken, de bus uit sturen, en ik heb nog net de juiste bus kunnen halen. Waar ik ook weer meteen in slaap viel, en ondertussen de rest van de bus wakker hield met mijn gehoest en zelfs gesnurk. Mijn medepassagiers waren blij met me.

´s Middags kwam ik dan in Puerto Viejo aan, waar ik meteen naar het strand getrokken ben met Luke. Bleek hij in de bus overgegeven te hebben, goed dus dat ik de bus gemist had, of ik had naast hem gezeten. Jonas lag ook zijn roes uit te slapen, is de hele dag zijn hangmat niet uit gekomen. Dus sprong ik de golven in met Luke, en heb een heel nieuw strand ontdekt dat we de vorige keer niet gezien hadden. Zó mooi.
Toen we terugliepen naar het hotel, kwamen we plots Devid tegen, de Duitser die we in Monteverde hadden leren kennen. Echt gek, hoe je hier steeds mensen blijft terugzien. Zo liepen we diezelfde middag ook Renaud tegen het lijf, de gekke Belg, die we ook in Monteverde ontmoet hadden. En die is nog steeds even gek, hij was al een week zijn paspoort kwijt, en had nog steeds de moeite niet genomen eens naar de ambassade te bellen of er iets aan te doen. Slimme jongeman.
Daarna de katers wat proberen te verwerken met stevige hamburgers, en nog steeds stond ik versteld over het openlijk gebruik van marihuana hier. Zelfs in de restaurants werd er gerookt, en om de vijf meter vroeg iemand je wel of je iets wou kopen. Ik kreeg op een bepaald moment zelfs de meest vies uitziende special brownies in mijn handen geduwd, hou die maar voor jezelf vent.

Na het eten ben ik nog een dutje gaan doen, en toen ik opstond, was iedereen alweer ladderzat. De hele groep Amerikanen die hier met hun school zijn, waren namelijk ook mee naar Puerto Viejo. En aangezien die in de States geen druppel alcohol mogen aanraken, sloegen die hier helemaal los. Om zeven uur ´s avonds waren ze al totaal van de kaart, een paar uur later liepen ze plots allemaal naakt over het strand te rennen. Terwijl er een reusachtig kampvuur op het strand plaatshield, dus het was niet bepaald subtiel. Al snel werden ze dé bezienswaardigheid van het stadje, Latino´s haalden al hun vrienden er bij met de mededeling dat er dertig naakte meiden over het strand heen en weer renden. In geen tijd verdwenen er een paar met even naakte kerels om een ´wandeling´ te maken, en zelfs in het hostel stonden ze te vechten over wie de slaapkamer eerst mocht gebruiken. Gestoord. Ik stond er bij en keek er naar, en raakte aan de praat met een man die in Panama woont, en journalist bleek te zijn. De volgende dag stond dit allemaal in de krant - met de mededeling dat mensen zich niet moeten afvragen waarom er zo veel meisjes verdwijnen of in de problemen komen, als ze dronken en zonder kleren over een publiek strand gaan lopen rennen. Goed punt. Toch hebben twee meisjes mij achteraf kunnen overtuigen om toen het wat rustiger was met ze mee te gaan, want eentje er van had nog nooit naakt gezwommen, en wilde dit altijd al eens doen. Dus ik toegegeven, ik mee het water in. Had ik nooit mogen doen, er heeft zich een vis vastgehecht op een plek waar je echt geen vissen wilt. En geloof me, dat doet pijn.

Zaterdag, mijn laatste dag met mijn twee lievelingsamerikanen. We hebben wat op het strand gelegen, in het water gezwommen, en eigenlijk weer niet zo heel veel uitgevoerd. Wel een heel goed gesprek gehad met Josie over het geloof, waar ik echt veel aan had. En ze heeft eindelijk haar mond opengedaan over wat er donderdagavond gebeurd was, want door haar stilzwijgen maakte iedereen zich de ergste zorgen. Het was een goede laatste dag, we zijn in hetzelfde restaurantje als de dag er voor gaan eten, en  hebben een diep gat in het water ontdekt. Vlak voor de achteringang van het hotel, was er een strand vol grote rotsblokken. Achter die rotsen in het water, bleek er een heel diep gat te volgen, zo´n twee meter diep, terwijl daar rond het water nog niet eens tot bij je knieën kwam.

We hebben daar wat in gelegen, en het leek alsof we in een bubbelbad zaten, zo warm was het, zo rustig. Buiten de golven die we af en toe over ons hoofd kregen gerekend dan.  Bij het terug wandelen naar het hotel kwamen we een luiaard tegen, die zowaar heen en weer slingerde in een boom, en dus bewóóg. Toch niet zo lui dus. Iets verder stapte ik op een dode slang, die Luke daarna natuurlijk vrolijk naar mijn hoofd slingerde. En Jonas leerde ons een nieuwe plantensoort kennen, planten die zich sluiten wanneer je ze streelt. Heel grappig om te zien, en we hebben ons dan ook veel te lang bezig gehouden met hele struiken af te gaan en ze te doen sluiten.

Hierna was het tijd om afscheid te nemen, en terug naar San José te keren. Ik had echt tranen in mijn ogen, ik heb zó´n fantastische tijd met die mensen gehad, en ik mis ze echt. Zonder hen had mijn tijd hier er heel anders uitgezien. Duimen dat ons Europa-plan werkelijkheid wordt! Terug op de bus kwamen we bij het volgende obstakel - stapt er politie op de bus voor paspoortcontrole. Een paspoort dat ik natuurlijk niet op zak had, zelfs geen kopie. Mijn buurman stootte me aan en zei dat ik mijn paspoort boven moest halen, dus antwoordde ik maar heel eerlijk dat ik die niet mee had. Gewoon blijven lezen in je boek, en niet opkijken, was zijn antwoord. Daar zat ik dan, weggedoken in een hoekje, verdiept in mijn boek. En de agent liep me straal voorbij. De hele bus gecontroleerd, behalve  ik. Gelukkig maar, ik had echt geen zin, en ook geen tijd, om ook nog mee naar het bureau te moeten.

Terug in San José snel mijn spullen bij elkaar gegrist, en de volgende morgen gelukkig wél op tijd kunnen opstaan. Om vijf uur ´s ochtends stond ik netjes aan de kant van de straat te hopen op een taxi, die natuurlijk niet langs kwam. Uiteindelijk kwam ik ietwat te laat aan, maar vroeg genoeg om de bus nog te halen, dus ik was gelukkig - daar ging ik dan, mijn avontuur tegemoet...

En een avontuur was het wel. Het begon al tijdens de reis - aan de grens moesten we úren in de rij staan wachten om onze paspoorten te laten controleren, daarna moesten we al onze paspoorten aan de chauffeur afgeven, waarop hij de namen afriep en dan mochten we terug instappen. Heel eenvoudig systeem, aan de grens, waar het een drukte van jewelste is, in een groep van vijftig man, namen staan afroepen. Maar goed, het werkte, al was het traag. Ook moesten we de inhoud van onze koffers laten controleren, wat nog een vager systeem was. Niemand heeft ook maar naar mijn tas omgekeken, en dat was zo bij het meerendeel van de koffers. Dus hebben we daar ook weer dik anderhalf uur voor niks gestaan. Terug in de bus probeerde ik een praatje met mijn buurman aan te gaan, een Nicaraguaan, maar van dat Spaans versta je dus geen sikkepit.  Het ergste vind ik nog dat ze de ´s´ niet uitspreken, het klinkt alsof ze lui zijn, alsof ze allemaal met een spraakgebrek opgescheept zitten. Heel fijn om naar te luisteren dus, tegen het einde van de week werd ik er echt helemaal gek van, en kon het niet meer aanhoren. Dus sprak ik steeds minder met de lokale bevolking. Maar goed, naarmate de reis vorderde, vorderde ook het verstaan van mijn buurman, dus heb ik begrepen dat hij na een jaar in Costa Rica te hebben geleefd, nu terugkeert naar zijn moeder om om vergeving te vragen. Good luck my friend.

Eindelijk in Granada, werd ik natuurlijk weer overspoeld door taxi-aanzoeken. Ik was veel te laat aangekomen door al dat gedoe aan de grens, en had dus geen idee van waar ik heen zou moeten gaan, maar zag toen, alsof het geluk aan mijn kant stond, dat de bus recht tegenover een internetcafé gestopt was. Ik snel naar binnen en uitzoeken waar Karlijn was, en razendsnel naar haar hotel gegaan, waar ze natuurlijk al eeuwen op me zat te wachten. Het arme kind had ook geen al te beste reis gehad - zat ze de nacht er voor een hele nacht in de hoofdstad, Managua, in een benzinestation te wachten op een bus naar Granada, omdat ze geen hotel vond daar! Het was echt alsof ik nooit was weggegaan, meteen kwamen alle herinneringen naar boven. En hoewel ik echt nog niet zo lang weg ben, bleek ik toch al heel wat vergeten te zijn. Dus hebben we een paar uur herinneringen zitten ophalen, en de laatste roddels uitgewisseld. Ondertussen ben ik dus weer helemaal op de hoogte van wie wie bedrogen heeft, wie op wie verliefd bleek, van wie er plots twee weken vandoor  ging met een of andere Latino naar Honduras, van wie er de laatste weken in Antigua gewoon iedere nacht met iemand anders mee naar huis ging om geen onderdak te moeten betalen. Ook raakten we aan de praat met een stel Antwerpenaars en een Nederlandse vrouw, zodat we de tijd echt helemaal uit het oog verloren, en toen als een gek Elke moesten opzoeken. Die was immers die zaterdag vertrokken naar Granada, en door allerlei misverstanden, zaten we dus allemaal in een ander hotel. Maar goed, we spraken af dat wij de dag er na bij haar zouden intrekken, en toen zochten we het beste restaurant van de stad op, om onze hereniging te vieren.
We hebben een gigantische vis opgegeten, met kop en al, en moesten de ober afweren die ons maar bleef proberen dronken te voeren.  Proberen inderdaad, want hij goot iedere keer zo veel ijs bij onze rum, dat we meer water dronken dan wat anders. Hij probeerde duidelijk echt de Latino uit te hangen, iedere vijftien seconden stond hij weer aan onze tafel om meer rum of meer ijs in onze  glazen te doen. Toen we onze reusachtige vis eindelijk naar binnen gewerkt hadden, was het tijd om Elke te gaan ophalen om uit te gaan. En, nog steeds alsof we geluk hadden, bleek de man van het restaurant ons gratis en voor niets naar het hotel te willen terug brengen. In Elkes hotel aangekomen, bleek er geen spoor van Elke. We zijn zelfs alle kamers en slaapzalen binnen gelopen, maar tevergeefs. Achteraf bleek ze net onder de douche te staan op dat moment, pech hebben. Dus zijn we alleen uitgegaan. Nuja, uitgegaan. Granada is een prachtige stad, maar ´s avonds is het er echt doods. Er viel geen klop te beleven, dus wandelden we maar wat heen en weer, hebben iets gedronken met twee lokale meisjes, en dan een taxi genomen naar wat volgens hen de uitgaansbuurt was. Bleek dus ook helemaal niks te zijn.  We wandelden wat langs de lege bars, tot er plots geen bars meer waren, en twee mannen op ons afgerend kwamen om ons te waarschuwen - liepen we de gevaarlijkste straat van Granada in, twee blonde meisjes, in het pikdonker. Daar begon het dus weer mis te gaan. Maar die twee zouden ons wel meenemen naar een leuke plek, dus wij mee. Een leuke plek - de hele straat was afgestorven. Geen mens te bespeuren, alleen een miljoen, wat zeg ik, een miljard kleine vliegjes. Je zag ze in hele zwermen rond de lantaarnpalen vliegen, en moest er echt met gesloten neus , mond, oren en ogen doorheen rennen, want ze kropen werkelijk overal in. Verschrikkelijk. We hebben snel iets met de twee mannen gedronken, maar toen, doodop, toch maar een taxi terug genomen.

De volgende morgen hebben we uit gecheckt en zijn we naar Oasis, het hotel waar Elke sliep, getrokken. Komen we daar aan, vragen ze meteen van welk hotel we komen. Bearded Monkey. En hup, daar mochten we meteen al onze spullen afgeven, blijkt dat hotel vol bedbugs en vlooien te zitten. Heel fijn, ik kreeg meteen overal de kriebels. En ontdekte natuurlijk de rechte, evenwijdige puntjes, die allemaal netjes op een rijtje stonden. Het zou toch eens niet. Ik heb dagen lopen krabben, nu krijg ik alweer de kriebels. Maar goed, al onze spullen gedroogd,  en ze zeiden daarna dat alle beestjes nu wel dood waren, dus dat hoop ik dan maar.
Die middag zijn we naar Massaya getrokken, waar een heel schattig marktje is, met allerlei handgemaakte spulletjes, gelijkaardig aan de markt in Antigua. Alleen dan vijf keer zo duur. Toen ik vroeg hoe dat kwam, zeiden ze dat dat heel logisch was - omdat de tassen in Guatemala gemaakt werden, en daarna werden geïmporteerd. Bon, dus die ´Nicaragua´ wordt er achteraf dan mooi opgenaaid ofzo? En toen stonden ze toch ook eventjes met hun mond vol tanden. Netjes.



We hebben een paar uur op het marktje rondgewandeld, nog wat overbodige armbandjes aangekocht, Karlijn zelfs een hangmat, kregen ´cadeautjes´ van hele schattige kindjes, die achteraf natuurlijk wel om geld kwamen bedelen, en besloten toen naar de vulkaan te gaan. Eenvoudig, we stappen de bus op, stappen de bus af, en wandelen - ik op een schoen, mijn schoen had het voor de zoveelste keer begeven - richting de vulkaan. Ik zie een man schilderen, maar zonder er verder over na te denken, wandel ik de blinkende drempel op. En ja hoor. Sta ik daar, natuurlijk net met mijn blote voet, midden in de natte verf. Voet zwart, verf beschadigd. Gelukkig konnen de twee mannen er nog om lachen, de ene probeerde mij zelfs te overhalen ´I was here` er onder te schrijven met mijn vinger, maar dat heb ik toch ook maar gelaten. Goed, daar staan we dan. Blijkt de vulkaan gesloten. Al een maand. En niemand die ons iets zegt, we hebben werkelijk aan zó veel mensen gevraagd welke bus we moesten nemen, en niemand die op het idee komt ons te vertellen dat de vulkaan gesloten is. Heel vriendelijk, dat volkje in Nicaragua. Gelukkig konden ze tenminste mijn sandaal weer wat aan elkaar plakken met schilderstape, dus trokken we terug naar de straat. Waar natuurlijk geen bus meer langs kwam, liften dan maar. We moeten dat liften hier echt maar eens afleren, liftend door El Salvador, liftend door Nicaragua...
Maar goed, al snel werden we door een nette man meegenomen, die ons naar het uizichtpunt bracht, van waaruit we Lago de Nicaragua konden zien, omringd door prachtig groen, en een grote vulkaan. Er stonden paardjes vredig aan blaadjes te knabbelen, we zagen een lief veulentje dat nog maar net op zijn veel te lange poten kon blijven staan, speelden wat met twee heel eigengeile kindertjes, die alleen maar op de foto wilden, zagen muzikanten een koppeltje een genant moment bezorgen door rond ze te gaan staan zingen, en werden betoverd door het grootste meer van heel Centraal-Amerika. Toch best een mooie afsluiter van de dag.

Natuurlijk waren er geen bussen meer terug naar Granada, dus bood een tuc-tuc chauffeur ons een degelijke prijs aan. Dat werd een ritje van meer dan een uur in een tuc-tuc, wat ik op zich al als een avontuur zag. Maar natuurlijk veranderde de lieve taxi-chauffeur van gedachten, en wou ons helemaal aan de rand van de stad droppen, in het pikdonker, zonder enig idee van waar we waren. Amehoela, we hadden afgesproken dat hij ons tot het hotel zou brengen, dus dat zou hij doen ook. Het werd een hele discussie, een hele ruzie zelfs, maar we hielden stand, en weigerden ook maar een cent meer te betalen. Met een hele hoop gevloek heeft hij ons uiteindelijk toch gebracht naar waar we wilden, dus dat hadden we ook weer mooi opgelost. Die avond hebben we wat gekookt in het hotel, wat gepraat met een rare oude man, die al onze plannen de grond in boorde, wat in het zwembad gehangen, en achteraf nog wat met twee Amerikanen zitten praten. Die ons mee uit wilden nemen, maar we hadden allesbehalve zin om nog eens vliegenvoer te worden, dus zijn we netjes gaan slapen om middernacht.

Om dan de volgende morgen, na een heerlijk ontbijtje, Granada echt te gaan ontdekken. In Karlijns gids stond een wandelroute die we gevolgd hebben - grotendeels dan toch, de verste plekken hebben we geskipt - en onderweg wilden er steeds maar mensen op onze foto staan. Je kon ze vragen om een foto van jou te nemen, nog altijd begonnen ze vrolijk zelf te poseren. Werkelijk een heel eigenaardig volkje. Granada is verder wel een prachtige stad. Mooie kerkjes, mooi groen, huisjes in alle kleuren van de regenboog en meer. Deed me ergens best wel aan Antigua denken: oud, kleurrijk, met hoge bogen rond Parque Central. We wandelden wat rond, namen foto´s van elkaar met iedere nieuwe muurkleur die we ontdekten, waardoor de mensen op de duur hard met ons stonden te lachen, en genoten met volle teugen. Een hele verademing na zo lang opgesloten te hebben gezeten in een stad als San José.




Op weg terug naar het hotel kwamen we de man tegen, die Karlijn ontmoet had toen ze zondag alleen aan het ronddwalen was. Een gids, die ons een boottour aanbood. Wij Elke dus gaan ophalen aan het hotel, en naar het meer getrokken. En hij zou ons alles geven wat we wilden, zei hij, en blijkbaar bedoelde hij daar mee dat hij ons dronken zou voeren, want hij kocht heel wat bierblikjes bij het supermarktje, en het hoefde nog niet leeg te zijn of hij opende al een ander. Onderweg stopten we zelfs bij een restaurantje, waar hij ons ook weer op verschillende biertjes wou trakteren.
De boottocht zelf was fantastisch. We voeren over het grootste meer van dit werelddeel, we zagen tientallen verschillende eilandjes, de mooiste vogels, de mooiste plantensoorten. We voeren zelfs langs een piepklein eilandje, waar drie aapjes op woonden. Geen idee hoe die op of af het eiland kunnen. Ik vermoed dus ook dat ze dat niet kunnen, waarschijnlijk was dat ook de reden dat de aap tevergeefs bleef proberen via allerlei takken de boot in te klimmen. Ik zag hem zelfs al naar mijn hoofd loeren, of hij daar niet op zou kunnen springen, aangezien ik rechtop, vooraan in de boot stond. Brr.

Midden op het meer mochten we het water in springen, nadat de man ons verzekerde dat er allang geen haaien of pirañas meer in het water zaten. Bleek achteraf ook allesbehalve waar te zijn, zwommen we daar lekker tussen de haaien en  enge vissen. Iedereen aan wie we achteraf vertelden dat we in het meer gezwommen hadden, kreeg de schrik van hun leven, dank je wel lieve gids. Maar we hebben toch zonder problemen rond kunnen zwemmen, en heerlijk in het water op reddingsvesten, met een bierblikje in de hand natuurlijk, het water rondgedobberd.

Op de terugweg begon de man al wat vreemde trekjes te krijgen - hij kon om niks plots boos worden, en gedraagde zich ergens echt als een klein kind. Waar we eerst zijn beste vriendinnetjes waren, wou hij plots niet meer tegen ons spreken, om zich dan weer poeslief te gaan gedragen. We snapten er niks van. En nog vreemder werd het toen hij ons naar huis zou brengen. Om bij het meer te geraken  moesten we al een taxi met een wildvreemde delen van hem, die blijkbaar de rijkste vrouw van Granada was. De chauffeur en onze gids bleven er maar over doorgaan, arm mens.  En om terug te keren moesten we weer met een willekeurige persoon meerijden, die ons afzette bij een sigarenmuseum. Waar we om de een of andere reden naar binnen moesten gaan. Karlijn haar cameralens viel in een plas water, en toen we die probeerden af te drogen met de onderkant van mijn rok, werd de man helemaal woest. Hij begon naar ons te roepen, en dwong ons naar binnen te gaan en het schoon te maken in het toilet. Best hoor. Bij het naar buiten gaan kregen we dan weer elke een sigaar in de handen gedrukt, waarvan meneer beweerde dat er marihuana in zat. Dus zou hij dat wel eventjes op roken - liep hij de hele weg lang aan een sigaar te trekken die niet eens brandde. En toen kwam zijn tweede woede-uitbarsting. Ik was een foto aan het nemen van Karlijn bij de kerk, toen hij plots razendsnel weg begon te lopen, al vloekend. Elke had het gelukkig in de gaten, want de man had nog geld van ons. Dus zij er achter aan - begon hij alleen maar meer te schelden. Zelfs Karlijn kon hem nu niet meer kalmeren, die toch zijn vriendinnetje was de hele tijd. Hij noemde Elke een ´stupid bitch´, en wou ons allemaal nooit meer zien. Allemaal goed en wel, maar geef dan wel alsjeblieft ons geld terug. Het leek Elke en mij beter wat afstand te nemen, dus wachtten wij tot Karlijn met ons geld terug zou komen. Zij achter de Ricardo aan, en hij wou ook  van haar niks meer weten. Hij sloeg naar haar toen ze haar hand op zijn schouder legde, en bleef maar roepen en voor zich uit mompelen. Hij duwde haar het geld in de handen met de woorden ´Now get the fuck out of my face, I never want to see you again´. Duidelijk een heel goede werknemer.

Het was al laat in de middag ondertussen, en we wilden diezelfde dag nog in San Juan del Sur geraken, om daar mijn verjaardag te kunnen vieren de volgende dag. Dus op zoek naar de bus. Bleek er natuurlijk - hoe kon het ook anders - geen bus meer te zijn. Een taxi dan maar. Na eeuwen onderhandelen, ging een chauffeur er mee akkoord ons te brengen voor 30 dollar, wat best redelijk is voor een rit van anderhalf uur. Natuurlijk mopperde de man er op los onderweg, maar dat konden we er wel bijnemen, en hoe meer we met hem praatten, hoe beter zijn humeur er op werd. Om vier uur heeft hij zelfs een liedje voor me gezongen - het uur waarop ik in België jarig zou zijn, maar Karlijn lag op dat moment te slapen, en Elke bleef volhouden dat ik me aan de tijd hier moest aanpassen, dus heb ik mijn twaalf uur in België gevierd met de chauffeur.

Aangekomen in San Juan, gaven we de man toch maar een fikse fooi, daar hij de halve stad met ons heeft afgereden op zoek naar ons hotel. Die niet in de stad bleek. Dus wachtten we op de gratis shuttle van het dorpje naar ons ´partyhostel´, zoals de plek bekend stond. En een partyhostel was het wel, dat bleek meteen. Het hostel was van een stel toeristen - Amerikanen, een Autstraliër, een Israëliër... Het was pas een jaar open, bestond nog in geen enkele reisgids, maar was door mond-op-mond reclame in geen tijd uitgegroeid tot het populairste hostel van de buurt. Er zaten dan ook een heleboel mensen, gelukkig vonden ze nog een plekje voor ons. We dropten onze spullen boven, namen ons gratis welkomstdrankje in ontvangst, en sprongen snel het zwembad in. Waarbij ik natuurlijk mijn halve teennagel verloor, dus dat was flink afzien in de bussen die week, aangezien ik op geen mogelijke manier aan alle stampende voeten kon ontkomen. Vanaf het zwembad kon je het hele dorp zien, de zee, het strand, de bergen, de bossen... Alles. Het uitzicht was werkelijk ongelooflijk. En de twee nachten die we er doorbrachten werden allebei opgevuld met de mooiste stormen - we zagen de zon ondergaan, zagen de prachtigste kleuren rechts van ons, terwijl links de hemel hels doorboord werd door ongelooflijk heldere bliksemschichten. Het was zo mooi.

Rond tien uur trokken we met de shuttle terug naar het stadje, met zo ongeveer de hele groep van het hotel. Zelfs de uitbaters voegden zich later nog bij ons. Het bleek ergens ladiesnight te zijn - natuurlijk, iedere avond is het hier ergens ladiesnight - dus de keuze tussen de bars was snel gemaakt. Drank volledig gratis. En toch was er een jongen - een toerist, iemand uit het hotel - die me per se wou trakteren. Ik had het vreemd moeten vinden op dat moment, maar heb er helemaal niet over nagedacht. En daar ging het mis natuurlijk Ik herinner me slechts flarden van de avond - om twaalf uur was ik niet eens in de zaal, terwijl Karlijn naast de dj geklommen was om me een gelukkige verjaardag te wensen, door de micro, voor een vol publiek. Gelukkig hoorde ik haar roepen en heb ik net nog mijn eigen wensen in ontvangst kunnen nemen. En natuurlijk werd daarna ons nummer ´Without you´ gespeeld. Rond twee uur ging het echt niet meer met me, ik weet echt niet wat die kerel me gegeven heeft, maar heb me nog nooit zo raar gevoeld. Dus gingen we naar huis, werden een taxi uitgegooid want die bleek al bezet, en uiteindelijk heeft iemand ons naar huis kunnen brengen. Ik ben Karlijn zo ongelooflijk dankbaar dat ze de hele tijd bij me is gebleven, het was echt best eng allemaal. Ik werd ´s ochtends wakker op een van de banken aan het zwembad, en was helemaal de kluts kwijt - had geen idee van waar ik was, herinnerde me helemaal niet hoe ik terug in het hostel gekomen was. Gelukkig kwamen er toch iets van herinneringen terug nadat men me wat vertelde, maar nog steeds ontbreken er stukken van de avond. Gelukkige negentiende verjaardag. En die kerel, die kwam die woensdag zijn dank halen, vond dat ik hem moest bedanken omdat hij me zo veel geholpen had. Had hij me helemaal nergens mee geholpen. Echt een raar mannetje, hij was echt kwaad op me omdat ik hem niet bedankte, dus volgens mij klopt er echt iets niet  met hem, en aangezien het onmiddelijk na zijn drankje was dat alles mis ging, zijn we er vrij zeker van dat daar iets mee gebeurd moet zijn - daarvoor had ik namelijk slechts een iets gedronken. Maar goed, niets aan te doen.

We hebben die woensdag heerlijk ontbeten, ik was het middelpunt van de belangstelling - daar iedereen me die avond er voor gezien had natuurlijk. Na het ontbijt zijn we nog wat gaan zwemmen in het zwembad, en Karlijn heeft een lief verjaardagstekstje op de muur van het hostel voor me geschreven, en daarbovenop kreeg ik nog een liever kaartje van d´r ook. En van twee Engelse meisjes kreeg ik een gigantische zak vol geld, allemaal munten uit Costa Rica, die zij toch niet meer konden gebruiken. Maar ik wel, en dat ben ik aan het doen ook.

Vlak na de middag namen we de shuttle naar ´the beach of the day´, wat een heel klein, gezellig surfstrandje bleek. We hebben er lekker gegeten, en heerlijk de hele dag in het water doorgebracht, de surfborden ontwijkend. Wel was er een of andere autistische jongen, die daar met zijn dokter was, en werden wij zijn volgende project. Moest hij met ons komen praten om zijn ´grenzen te verleggen´, en kwamen we de rest van de dag niet meer van hem af. Vooral Elke niet dan, want daar was hij werkelijk helemaal gek op. En aangezien hij als opening ons een koffie moest aanbieden . die trouwens heerlijk was - bleef hij dit patroon herhalen, en werd ons iedere tien minuten meer koffie aangeboden. En hij was best op zijn teentjes getrapt als we hem beleefd afwezen. Dus hebben we hem toegestaan een foto met ons te nemen, en dat was het dan.
In de late middag terug naar het hostel gekeerd, waar een van de crewmembers ook jarig bleek te zijn. Dus heb ik zijn verjaardagsfeestje mooi ingepikt. Er werd die avond een feest gegeven in het thema van Rock ´n roll, dus iedereen liep geschminkt als Kiss-leden, en halfnaakt met rare rockkostuums rond, er kwam een man optreden, en de halve stad kwam langs. Ondertussen was Jonas ook aangekomen, dus het werd een geweldige avond, beter dan die er voor. De man die kwam optreden, hadden we de avond er voor ontmoet in het dorp, dus die wist dat het ook mijn verjaardag was, dus werd er plots voor twee mensen gezongen. Arme jongen. De oudste nummers werden gespeeld, en iedereen ging helemaal los. Het was fantastisch.
Natuurlijk tegen het einde van de avond het water in gegooid, met kleren enal, maar dat hoort er bij. Het hostel verdient werkelijk de naam ´partyhostel´, al weet ik niet helemaal of dit zo goed is. Het hostel zat vol met vieze insecten - Karlijn en ik namen een foto, zat er een kever op mijn rug. En de hele crew liep halfnaakt en dronken rond te strompelen in het hotel, ze hadden ook geen eigen kamers, maar sliepen in dorms. Een van de staffmembers vond ik de volgende morgen terug bij een meisje in mijn slaapzaal, hadden die vrolijk net in het best naast me liggen seksen. Heel fijn. Het hostel zag er trouwens verschrikkelijk uit de volgende morgen, alsof er een heuse oorlog gewoed had. Overal lagen kapotte flesjes, glasscherven, lege blikjes, etensresten, maar vooral een overdosis aan dode kevers. Het zag er niet uit. Het was een geweldig hostel, en ik heb het er enorm naar mijn zin gehad, maar als ze in de reisgidsen willen komen, zullen ze het toch iets netter moeten houden.

Die donderdagmorgen stonden Karlijn en ik in alle vroegte op om naar het festival te trekken, in Bluefields, zo´n acht uur van San Juan  vandaan. Elke en Jonas hadden niet zo veel zin in de lange reis, dus zouden een nachtje langer blijven, en ons dan op Isla de Ometepe treffen. Om half zeven stonden wij klaar om te vertrekken - bleek de hele staff hun roes nog aan het uitslapen te zijn. We hebben nog geprobeerd de jongen die die nacht in onze slaapzaal doorgebracht had uit bed te trekken, maar de computer bleek achter slot en grendel te zitten, dus daar schoten we ook al niks mee op. In ons anderhalf uur wachten, zijn we dan maar het aapje van de buren gaan bezoeken, die Karlijn meteen aanviel, en niet meer los wou laten. En dit was dan het begin van onze prachtige dag.


Door het wachten op het uitchecken, misten we natuurlijk voor de zoveelste keer onze bus. Dus daar stonden we dan, aan de kant van de straat. Nog maar eens liften. Al snel vonden we twee dokters uit de Verenigde Staten die ons wel mee wilden nemen, achter in hun pick-up. Begint het natuurlijk te stortregenen. Wij, en al onze spullen, doorweekt. Zetten ze ons af in Rivas, het volgende dorpje. Wanneer we ze willen vragen hoe we van daaruit in Managua kunnen geraken, denken ze dat we om water komen bedelen - ik snap nog steeds niet waarom. Dus zochten we dat ook zelf maar uit, en natuurlijk reed er ook hier geen bus naar Managua langs. Op weg naar de straat die naar de hoofstad zou leiden, zagen we iemand een vrachtwagen uit stappen. Hm. Zouden we... We zouden. In geen tijd zaten we lekker hoog en droog in de vrachtwagen. Waar ik natuurlijk meteen in slaap viel, waarop de chauffeur me aanbood zijn bed te gebruiken. Dat deed ik dus maar. Lag ik daar heerlijk in de vrachtwagen, in het bed van de chauffeur te slapen. Een beetje onsmakelijk misschien, maar dat nam ik er maar bij. Ik heb het hele bed doorweekt gemaakt, aangezien ik net een half uur in de gietende regen achterin een pick-up had doorgebracht, dus bij het uitstappen heb ik daar netjes de deken over gelegd. Arme man. Gelukkig kon Karlijn zich met veel moeite wel wakker houden, want om nu met twee te gaan liggen slapen in een truck, dat lijkt me ook niet het allerbeste idee. Niet dat we zoveel  goede ideeën hadden.
De vrachtwagenchauffeur zette ons weer ergens anders aan de kant van de straat af, zodat er niet veel anders meer voor ons op zat dan nogmaals onze duim uit te steken. En weer stopte er een pick-up, dus liepen we naar het zijraampje om te vragen waar de man heen reed. Had hij drie wapens in de wagen liggen. Dus besloten we maar achterin de pick-up te kruipen, dan konden we altijd nog uit een rijdende wagen springen als hij iets van plan was, en zaten we goed in het zicht. Maar daar was meneer niet van gediend, die wou gezellig babbelen tijdens de reis. Dus kropen we bibberend over de gigantische geweren heen, de auto in. Bleek de man gelukkig een agent te zijn, en liet hij ons zelf zijn kaartje zien. Gelukkig maar. Wel was het best een beangstigend idee dat onder Karlijns voeten twee wapens lagen, en indien ze geladen waren, en zij ook maar een millimetertje bewoog, mijn benen er afgeknald zouden worden. Jakkes.

Maar goed, de agent zette ons af vlak bij zijn politiekantoor, en vertelde ons dat we een taxi moesten nemen naar een paar straten verder, en daar gemakkelijk verder zouden kunnen liften. Dat deden we dus maar, en we moesten voor de zoveelste keer bij aankomst meer betalen, dan we op voorhand afgesproken hadden. Die mensen in Nicaragua kun je echt voor geen meter vertrouwen, nergens hebben we nog meegemaakt dat mensen zich niet aan hun afspraak houden - niet in Guatemala, niet in Costa Rica. Maar aangezien je hier ook geen verschil ziet tussen de ´echte´ taxi´s, en de valse, kun je er niet zo veel tegen doen. In Nicaragua rijdt iedereen die een auto heeft namelijk rond met een bordje ´taxi´ achter de voorruit. De echte taxi´s hebben een ID onder hun spiegel hangen, maar dat zie je van buitenaf natuurlijk niet. Dus stap je maar gewoon bij wildvreemden in, en hoop je dat ze je eerlijk ergens afzetten. En ergens afzetten deed hij ons wel. Op een plek, waar volgens mij nog nooit een toerist een stap gezet heeft. En zeker geen twee blonde, jonge meisjes met al hun tassen bij zich. We waren de auto nog niet uit of een zwerm mannen kwam naar ons toegevlogen. We konden de deur zelf niet openen, die vloog al open. En nog voordat we de taxi goed en wel uitgestapt waren, vloog ook die weg. Daar sta je dan, omgeven door een zwerm guur uitziende mannen, die allemaal maar aan je tassen staan te trekken, en naar jou en hun vrienden tegelijk roepen, zodat je enkel maar meer en meer mensen op je af ziet komen. Dan voel je je best in het nauw gedreven, geloof me. Dus als een vrouw je dan roept, dan denk je je uitweg gevonden te hebben. Maar ik had ondertussen al moeten weten dat ook vrouwen niet altijd te vertrouwen zijn...

We liepen dus maar op de vrouw af, die ons in een vaag Engels klinkend taaltje stond te roepen. Gelukkig ging ze snel over naar Spaans, en nam ons toen mee naar een Comedor, waar we iets konden eten - we stierven ondertussen van de honger. En de vrouw vertelde ons dat we beter daar binnen bleven, waar het veilig was, en dan de bus van twaalf uur konden nemen. Volgens onze reisgids bestond er helemaal geen bus om twaalf uur, maar de vrouw hield voet bij punt, dus geloofden we het maar. En we wachtten. We wachtten en wachtten en wachtten. De behulpzame dame maakte een paar telefoontjes, zogezegd naar de busmaatschappij. En de bus zou komen, zou recht voor de deur van het restaurantje stoppen, over tien minuten, hij was nu aan het vertrekken. Dus wachtten we nog wat meer. Ondertussen vloekte de vrouw er op los, in het Engels, zo beweerde ze zelf toch. Haar ´fucking proesj´ vloog ons om de oren, ze noemde elke voorbijganger een ´fucking basure´ (makes sense, basura betekent immers vuilnis in het Spaans) en na een tijdje begon ze ook haar moeder uit te schelden. Het was het raarste mens ooit, ze bedelde om bier, dus kochten we haar een flesje, en ondertussen bleef ze ons maar uithoren - waarom we toch in hemelsnaam geen baby hadden. Zij kreeg haar eerste kind namelijk al toen ze zeventien was, of er daar misschien iets mis mee was? Hadden we iets tegen kinderen krijgen op jonge leeftijd? Waarom deden we het dan zelf niet? En zo ging het maar door. Iedere voorbijganger keek ons met een medelevende blik aan, de vrouwen achter ons in het restaurant leken achter onze rug om te gniffelen, de uitbaatster van het restaurant liep de hele tijd op haar te katten, niemand moest iets van haar hebben. Maar ondertussen zaten wij er wel mee opgescheept. Na een tijdje begonnen we een patroon in haar handelingen te ontdekken. Haar telefoon ging enkel af, als ze net op een paar knopjes geduwd had. Ze sprak nooit een woord over een bus aan de telefoon, maar beweerde daarna steeds dat de bus er bijna was, en hier voor ons zou stoppen. En we hoorden nooit een tweede stem, terwijl je die normaal toch lichtjes zou moeten horen. Maar ze bleef maar volhouden dat de bus er over tien minuutjes zou zijn, om tien over twaalf. En als hij niet kwam, zou ze ons wel eventjes naar het hotel van haar ex-man brengen, waar we dan voor een goedkoop prijsje konden slapen. Bedankt, maar nee bedankt. Dan wist ze wel nog een andere bushalte, waar ook een bus langs kwam die ons naar Ramen kon brengen. Ja hoor. En na een tijdje kwam ze met het idee op de proppen om onze spullen eerst ´veilig´ ergens weg te zetten, en dan konden we zonder onze spullen op de bus wachten. Er klopte helemaal niks meer van, en terwijl het mens maar bleef doorkwebbelen in haar half Spaans, half onbestaand Engels gebrabbel, hadden wij de hele reisgids uitgepluisd, en besloten het hele festival maar te laten vallen. We zouden er ten vroegste tegen de avond kunnen aankomen, zouden dan nog een hotel moeten zoeken, en dan in het donker vast zitten met al onze spullen. Liever niet. Dus kwamen we op het idee om gewoon maar naar Isla Ometepe te trekken, waar we de volgende dag toch normaal al heen zouden gaan. Onder woedende blikken van onze nieuwe vriendin, zijn we de vrouw van het restaurant gaan vragen of zij ons alsjeblieft weg kon helpen. Dus liep zij met ons mee om een taxi te roepen voor ons - bleek het al één uur te zijn. En dat mens maar volhouden dat de bus om tien over twaalf zou komen, dat we gewoon moesten wachten. Ze had dus inderdaad overal over gelogen. Volgens de vrouw van het restaurant was het een drugsverslaafde, die wel vaker toeristen beroofde. Waarom ze dan in hemelsnaam niks gezegd had, en ons twee en een half uur lang bij haar had laten zitten? Tsja, ze mompelde iets en haalde gewoon d´r schouder op. Ik zeg het je, die mensen in Nicaragua, zo´n mensen heb je nog nooit ontmoet.

Taxi in, op naar de bus terug richting Rivas, waar het hele avontuur begonnen was. In terug liften hadden we allesbehalve zin meer, we wilden gewoon rust. En dat kwam natuurlijk niet. Aan de bushalte begon het hele gedoe weer opnieuw: deur werd opengetrokken, zeven man stond voor de deur te vechten om je spullen aan te nemen, aan je te trekken, te roepen dat hun bus daar staat en je daar in moet. Om gek van te worden, echt waar. Ik had het zó ongelooflijk gehad op dat moment, en heb nog maar eens al mijn Spaanse scheldwoorden naar boven gehaald. Ik heb een heel eind naar ze staan roepen, de ergste woorden die ik me nog kon herinneren van mijn geweldige vrienden in Guatemala, kon ik nu eindelijk gebruiken. Maar het interesseerde ze helemaal geen bal, twee mannen begonnen zelfs echt letterlijk te vechten, rolden over de grond, terwijl ze ruzie maakten over wie er naast ons mocht lopen. Wij klemden onze tassen vast, en onder al het gejoel van de mannen vlogen we de overvolle bus in. De opluchting die we toen voelden, dat was niet normaal. We schoten in de lach, terug denkend aan alles wat we meegemaakt hadden die dag, en konden niet meer. Gelukkig zaten we toch al op de grond in het middenpad, anders was ik sowieso omgevallen van het lachen. De hele bus staarde ons aan, maar we waren tenminste veilig, en niks kon me meer schelen.

We overleefden de busrit terug, ondanks dat er natuurlijk weer een paar mannen, de kaartjescontroleur en dergelijke, ons uithoorden. Maar wat maakte het nog uit, we zaten veilig op de bus, en er kon ons niets meer overkomen. Terug in rivas als een razende een taxi genomen naar de veerboot die ons naar het eilandje kon brengen, en gelukkig waren we net op tijd voor de laatste boot. Terwijl we naar de boot liepen, kwam een Amerikaan vragen of hij mijn tas aan mocht nemen, waarop ik ook hem afsnauwde. De arme man maakte honderd keer zijn verontschuldigingen, en vertelde dat het maar zijn job was. Ik zou me rot gevoeld moeten hebben, maar ik voelde helemaal niks meer. Op de boot ben ik gewoon gaan liggen, en heb ik geslapen, me nergens meer iets van aantrekkend. En toen kwamen we bij het volgende probleem - er was geen bus meer naar Santo Domingo, de mooiste plek van het eiland, waar we wilden slapen. Dus wandelden we wat omhoog, al mopperend over wat er nog allemaal mis kon gaan. We informeerden naar taxi´s - die vroegen allemaal dertig dollar. Amehoela. Dus kwamen we in een cafeetje van een vrouw terecht, die ons verder zou helpen. Of liever, haar enige klant, een of ander vies mannetje, zou ons verder helpen. Na een uur speculeren kwamen we er achter dat er echt geen mogelijkheid meer was om nog naar Santo Domingo te geraken. Dus moesten we als een gek een hotel zoeken, want de schemering was al in gegaan, en we wilden niet nóg eens door het donker moeten wandelen met onze tassen. En natuurlijk waren zo goed als alle hotels in de buurt vol. Een of andere school was net aangekomen, en die hadden alle kamers in beslag genomen. Mooi zo. De vrouw bood ons aan om bij haar in huis te slapen, maar aangezien die ons al een redelijk hoog bedrag aanrekende om haar toilet te gebruiken, dat het goorste toilet bleek dat ik ooit had gezien, was dat ook niet bepaald onze eerste keuze voor een slaapplek. Dus overtuigden we de halfdronken man om met ons mee te wandelen, terug richting haven, waar waarschijnlijk wel meer hotelletjes te vinden waren. Eerste hotel vol. Tweede ging sluiten. Na een beetje zeuren mochten we uiteindelijk toch een nachtje daar blijven. De uitbaters gingen namelijk de dag er na op vakantie, dus sloot het hele boeltje. De barman had zelfs zo veel medelijden met ons, dat hij ons toestond de volgende morgen wat uit te slapen, hij zou wel op ons wachten. Wij dolgelukkig. We boekten een privékamer - na al dat gedoe hadden we allesbehalve zin om ook nog eens op een of ander vage slaapzaal gelegd te worden. We rustten wat uit, en binnen de vijf minuten viel de stroom uit, over het hele eiland. Natuurlijk, het zal eens niet. Daarbovenop begon het te gieten dat het geen naam heeft, te donderen en te bliksemen, en daar zaten wij dan, met grommende magen opgesloten in onze kamer. We besloten toch maar te gaan rennen, en holden door het pikdonker en tot we drijfnat waren naar het dichstbijzijnde restaurantje. Waar we zo ongeveer naar buiten gekeken werden, de helft van ons eten niet kregen, op de raarste manier bediend werden, en dus maar alles naar binnen schrokten en er weer vandoor gingen. Kapot kropen we samen het grote bed in, nog nooit zo blij geweest om te kunnen liggen.

En de volgende morgen begon alles weer helemaal opnieuw. Stonden we toch netjes op tijd op, bedankten de uitbaters van het hotel, ontbeten met heerlijke wentelteefjes aan de overkant, en trokken naar de bushalte. Om te ontdekken dat we de bus richting Santo Domingo op vijf minuten tijd gemist hadden. Zodra de man het zei, draaiden we ons allebei om, en liepen volledig verslagen de straat af. Geen fut meer om iets te zeggen, geen fut meer om zelfs nog op te kijken. Het was dus ook een hele verrassing toen we plots hoorden roepen, en de bus van de man die ons net vertelde dat we de bus gemist hadden, naast ons stond te wachten. Blijkbaar zagen we er nog erger uit dan we dachten, want de man riep ons toe snel in te stappen, en in een sneltreinvaart vlogen we de stad door, om nog geen tien minuten later de bus richting Santo Domingo in te halen. Snel, afstappen en die bus in, riep de man ons toe. Ik was hem zo ongelooflijk dankbaar, jammer dat ik veel te moe was om dat uit te kunnen drukken. Daar zaten we dan, eindelijk op de goede weg. In Santo Domingo vonden we een heel gezellig hotelletje aan het strand, waar we ook weer een privékamer genomen hebben. Een heel schattig kamertje, met een badkamer als een sprookje: rood wc´tje en een prachtig rood gordijntje voor de douche, met een heel schattig openingetje. Precies een honeymoonsuite. Dat hadden we wel verdiend. Jammer genoeg hadden we niet al te veel tijd om er van te genieten, we hadden nog een heel eiland om te ontdekken. Dus gingen we naar het reisbureau aan de overkant om te onderhandelen. We besloten die vrijdag een kayaktour te doen, en de volgende dag de vulkaan proberen te beklimmen. En natuurlijk vroeg ook deze man ontiegelijk veel geld, net als iedereen op dat ontzaglijk dure eiland. We begonnen onze onderhandeltour, ons meelijwekkend verhaal, en onze nieuwe problemen die zich opstapelden. Ik die een vulkaan wou beklimmen zonder mijn brace, op slippers. Maar het mannetje zou dat wel even voor ons oplossen, geen zorgen.

Enkel de kayaktour dan - we hadden echt geen zin om zo veel geld uit te geven aan een taxi naar de rivier, dus kwam het mannetje met een goedkoper idee op de proppen. Hij zou ons wel eventjes brengen op zijn motor. We keerden snel terug naar het hotel om iets te eten en ons om te kleden, en toen we terug buiten kwamen stond hij met zijn motor op ons te wachten. Moesten we werkelijk met zijn drieën dat ding op kruipen. Ik zat in het midden geperst - natuurlijk, als kleinste - en kreeg de schrik van mijn leven. De straten op het eiland lijken echt nergens op, we vlogen op en neer, heen en weer, scheurden door plassen, over boomstronken, en ik gilde mijn longen er uit. Iedere drie meter dacht ik dat we zouden kantelen, maar de jongen had gelijk, en was een betere chauffeur dan we dachten. We reden zelfs langs Elke en Jonas, die aan de kant van de straat stonden en blijkbaar net aangekomen waren, en helemaal niks snapten van het feit dat wij met ons tweetjes achterop de motor van een of andere local langs scheurden. Maar we kwamen allebei heelhuids aan het water aan, waar we samen een kayak in stapten, en aan onze toch begonnen.

Die precies toch niet op een rivier bleek te zijn. Moesten we eerst het hele meer over roeien, om dan bij de rivier uit te komen. Verschrikkelijk, in geen tijd waren we uitgeput, we namen langere pauzes dan dat we roeiden. Maar toch gingen we vrij snel vooruit, ondanks het feit dat ik iedere meter eventjes moest stoppen om naar de vulkaan te staren, die zo ongelooflijk hoog naast ons opdoemde, en ik de volgende dag moest beklimmen. Karlijn lachte zich een breuk bij iedere zucht die ik sloeg, ik vond het iets minder grappig. En uiteindelijk kwamen we bij de rivier aan, achter onze gids aan, die geen woord tegen ons sprak. Vroegen we hem ons wat uitleg te geven over de rivier, geen antwoord. Welke vogel dat

daar was, geen antwoord. Hij lachte alleen maar wat vaag naar ons, maar kreeg blijkbaar geen woord uit zijn keel gewrongen. En na een paar meter eindigde de rivier plots. Wat was dat nu? We zouden zo´n vier uur moeten kayakken, en nu moesten we na drie kwartier al terug? Kregen we mooi te horen dat er te weinig regen was geweest, dus de hele rivier zo goed als niet meer bestond. Bedankt voor de waarschuwing, weggegooid geld. Maar het was wel lachen, ondanks dat de stomme gids ons de hele tijd verliet. Tijdens het terug roeien, voer hij plots naar de kant, parkeerde zijn bootje en stapte de kant op. Lagen wij daar midden in het meer, met geen idee van wat de bedoeling was. We voeren dus maar naar de man toe, stond hij naar twee zwarte stipjes in de verte te staren, twee aapjes. Wauw, in ons hotel liepen de aapjes voor onze kamerdeur rond, daar zag je dan toch  wat meer van. We moesten alsnog de volle pot betalen, hoewel we niet eens de helft van de afgesproken tijd weg waren geweest, maar waren ook niet in de stemming voor meer discussies.

Aan de kant stond een ongelooflijk schattig meisje met een eekhoorn als huisdier, dat vrolijk op haar hoofd rond zat te kijken. Toen ik mijn vinger naar het beestje uitstak, liep het meisje verschrikt achteruit. Het beest beet. Natuurlijk. Alleen zij werd nooit gebeten, zei ze. Dus gingen we zonder de eekhoorn te aaien maar terug, de motor op. De terugweg leek veel vlotter te verlopen dan de heenweg. Terug aan het hotel zijn we Jonas en Elke gaan zoeken, die in een hotel iets verder bleken te slapen. Elke bleek ziek te zijn, maar Jonas had wel zin met ons mee de vulkaan op te klimmen. Evenals Craig, hoewel die iets later toch weer afhaakte. Jonas had Craig aan de grens ontmoet, en da´s echt een ongelooflijk raar typetje. Hij beweert in een bos te wonen, beweert marihuana legaal te krijgen voor zijn adhd, en beweert dat door te verkopen en zo genoeg geld te verdienen voor deze reis. Ook heeft hij zijn vliegticket terug vervalst, zo zei hij. Een heel raar typetje dus, en ik vond het dus ook helemaal niet erg dat hij besloot de vulkaan toch niet te doen. Wij drietjes konden het samen wel aan. Ondertussen was het mannetje van het reisbureau in het dorp om schoenen gaan bedelen, en had hij een paar laarsjes gevonden die ik wel kon lenen. Geen idee van wie ze waren, maar ik had mooi schoenen. Jonas zat met hetzelfde probleem, en wou de vulkaan blootvoets proberen. Een geharde legerman. Maar nadat iedereen hem dit toch maar afraadde, ging ook hij op schoenenzoektocht. En de enige schoenen die hem bleken te passen, waren de schoenen van de man van het reisbureau. De arme jongen. Zijn enige paar schoenen, en Jonas smeekt hem die te mogen lenen om een vulkaan te beklimmen. Voor vijf dollar heeft hij ze meegegeven, en een hele dag en nacht op blote voeten rondgewandeld. De arme man kreeg ze dan ook nog eens terug, vol modder en met gaten er in. Maar wij hadden onze schoenen. Het volgende probleem bleek eten en drinken. We moesten een lunch, ontbijt en snack voorbereiden, en negen liter water voorzien. Best handig om dat te ontdekken om zeven uur ´s avonds. We kochten onze flessen water - die we daarna heel handig in onze nieuwe traditionele, allesbehalve stevige rugzakjes naar boven moesten dragen, de vulkaan op. We kochten een ´trail mix´, wat er uit zag als kattenvoer, maar de beste snack bleek voor de tocht. Een mix van chocolade, rozijnen en noten - perfect. We smeekten de hoteluitbater sandwiches voor ons te maken, hoewel het restaurant al gesloten was, en besloten dat we klaar waren voor de tocht. ´We zijn echt toeristen´, zei Jonas nog, maar dat waren we allesbehalve. Een toerist zou voorbereid zijn, met maaltijden, grote rugzakken, stevige stapschoenen. Een toerist zou niet in het dorp om schoenen bedelen, een man de schoenen van zijn voeten kopen, bedelen om een sandwich. Maar dit maakt ons wel een stuk avontuurlijker natuurlijk.

De volgende morgen vertrokken we om vijf uur ´s ochtends richting de vulkaan. Met een piepjong gidsje van achttien - ik was al drie dagen negentien, ik mocht het piepjong noemen - maar die tenminste sprak. En we begonnen aan de klim. Het ging een heel stuk beter dan verwacht, hoewel we ons kapot zweetten. Waar het zweet eerst ongelooflijk hinderlijk was, en je er helemaal gek van werd, begon het later in ons voordeel te werken, en voelde het werkelijk verfrissend aan. We klommen en klommen, namen minder pauzes dan verwacht, hadden het veel minder lastig dan verwacht. Al was ons gidsje duidelijk doodmoe, daar hij bij iedere pauze meteen in slaap viel. Het was meer een berg beklimmen dan een vulkaan,  je liep tussen de bomen, over aarde, en niet over vulkaanpuin, zoals het op de Pacaya was. De pacaya was maar een uurtje klimmen, deze vulkaan was er vier, en toch ging dit veel beter dan de Pacaya. Voor ik het goed en wel besefte, waren we dan ook boven. Een bordje maakte duidelijk dat we het hoogste punt van de vulkaan bereikt hadden.
Een foto waard dus! En toen moesten we terug naar beneden. Naar beneden? Bleek de krater van de vulkaan inderdaad meer naar beneden te liggen. Dus daalden we weer af, ons verheugend op het uitzicht, ons verheugend op de waterbron die er te vinden zou zijn. En daar kwamen we dan, en zagen... niks. Helemaal niks. Een en al mist, we zaten midden in een wolk. Nergens wees iets er op dat we ons op een vulkaan bevonden, er was absoluut geen uitzicht. We zagen het water wel, maar het einde er van niet. We mochten zwemmen, maar het was er om te vriezen zo koud. Ik stapte het water in en werd helemaal naar beneden gezogen, zo zacht was de grond. Ik moest echt vechten om er weer uit te geraken. Bleek je een stuk verder het water in te moeten gaan als je dat wou, dat zegt ons gidsje dan ook pas achteraf natuurlijk. Niet dat je echt het water in wou, het was ijskoud. We hadden handdoeken meegepikt uit het hotel, waar we ons nu helemaal in wikkelden om ons tegen de kou te beschermen. En daar zaten we dan, vier uur omhoog geklommen, voor niks. Vertelt de gids ons vrolijk dat de lucht iedere dag pas opklaart tegen twaalf uur, dus dat we nog zo´n twee uur zouden moeten wachten. Daar hadden wij natuurlijk helemaal geen tijd voor, om vier uur moesten we de laatste veerboot terug halen. Dus gingen we, zonder ook maar iets gezien te hebben, terug naar beneden. Was het dus toch niet zo´n drama dat Karlijn haar gigantische, ongelooflijk goede camera het net voor vertrek begeven had - minder gewicht, en er was niet bepaald veel om foto´s van te nemen daarboven.

Tijdens de afdaling zagen we honderden kleine miertjes met blaadjes op hun rug, druk bezig huisjes te bouwen. We zagen twee fel turquoise kevers seks hebben, wat gepaard ging met een heleboel luid gezoem en gefladder. We hoorden de luidste krekels ooit, en moesten schreeuwen om er boven uit te komen, en stootten zelfs op een gigantische slang. Toen we bij het volgende uitkijkpunt kwamen, een heel stuk lager, maar toch prachtig, was de mist verdwenen. We keken uit over heel het eiland, zagen voor ons de grotere, actieve vulkaan, en links en rechts van ons strekte het meer zich uit, terwijl je recht voor je het eiland zag. Ongelooflijk mooi. Jammer dat we niet meer tijd hadden, maar we moesten ons echt naar beneden haastten.

De terugtocht duurde langer, en was pijnlijker voor mijn knie. Na vijf uur dalen kwamen we dan ook terug aan de straatkant aan, waar we zouden worden opgepikt. Terug bij het reisbureau gaven we snel onze geleende schoenen terug, en renden naar ons hotel om onze spullen te pakken. We gooiden de bruine handdoeken in een hoek, bedachten dat we beter ver weg zouden zijn voor ze die ontdekten, wasten al het vuil van ons af - of toch het meeste, want het was onmogelijk all die bruine smurrie in een keer van je lichaam te krijgen - en renden terug naar de taxi, die ons naar de veerboot zou brengen. Jonas en Craig bleven nog wat langer, Elke, Karlijn en ik spurtten naar de boot.
Die vervolgens maar om vijf uur bleek te vertrekken. Hadden we dus best wat meer op ons gemak kunnen doen, best een bus kunnen nemen en geen peperdure taxi hoeven te betalen, best kunnen wachten en toch iets van het uitzicht kunnen zien. Maar als alles eenmaal tegenzit, zit alles eenmaal tegen. Dus wachtten we netjes op de boot, kropen de boot op, en baden dat we nog een bus hadden aan de overkant.
Ik stond met Karlijn foto´s van het uitzicht te nemen, toen ik me omdraaide en Elke plots achter het stuur zag staan. Was zij eventjes de hele boot aan het besturen! Ik voelde de boot schommelen, en was als de dood. En de man maar volhouden dat ze het echt heel goed deed, en hij best weg kon gaan. Toen hij dat dus ook maar probeerde te doen, heb ik toch maar heel hard geprotesteerd. Er ging al genoeg mis, ik had echt geen zin in nog een schipbreuk ook. Maar dat gebeurde gelukkig niet, en Elke bracht ons veilig en wel naar de overkant.

Waar we natuurlijk geen bus meer hadden. En aangezien Karlijn om vier uur ´s ochtends de bus moest nemen, en wij twee uur later, konden we echt geen nacht meer wachten. Dat werd dus de zoveelste peperdure taxi instappen. Uiteindelijk zou hij ons voor vijftig dollar naar Managua brengen, dus tussenstopje bij de bank gemaakt, en toen wou hij graag nog eventjes langs zijn huis rijden, om zijn vriendinnetje op te halen. Meneer wou namelijk niet dat hele eind in zijn eentje terug rijden. Goed, begrijpen we best, en daar gingen we dan. Woont hij in de een of andere vage achterbuurt, waar net een hele afrekening op straat bezig is, en een hele groep jongens staat te vechten. Twee ervan trokken net hun riemen los om daar mee te slaan. En onze chauffeur stapt zo de auto uit en loopt zijn huis binnen. Of hij alsjeblieft bij ons kan blijven? Wij zaten daar wel mooi, drie blonde meisjes, met ramen die niet gesloten meer konden, en een hele hoop vechtende jongens die af en toe toch verdacht naar ons staren. Brr. Maar het vriendinnetje stapte de auto in, en daar gingen we weer. Bleek het arme kind te denken dat we naar San Juan gingen, sorry meisje, we rijden zo´n twee uur verder. Zegt de man ´Hasta luego Rivas´, waarop wij natuurlijk boos antwoordden ´Hasta nunca Rivas´, dus de man naar ons kijkt door zijn achteruitkijkspiegeltje. Vriendinnetje woest, vriendinnetje in het Spaans beginnen roepen waarom hij naar ons zit te loeren. Arme man. De rest van de rit hebben ze geen woord meer tegen elkaar gezegd, was dus duidelijk een heel slim plan om haar mee te nemen.

Eenmaal in Managua, de hoofstad van Nicaragua, vroegen we de chauffeur of hij ons naar een goedkoop hostel kon brengen - we zouden er immers toch maar enkele uren doorbrengen. Vroeg hij raad aan een politieagent, en zette ons af voor de deur van een hotel. En toen we naar binnen liepen zagen we het al. Dit was geen ´goedkoop hostelletje´. Had hij ons in een viersterrenhotel gedropt. Vijfenvijftig dollar per nacht. Zuchtend en bijna in tranen lieten we ons in een stoel vallen, en keken de vrouw wanhopig aan. En ook deze vrouw kreeg medelijden met ons, en wilde ons absoluut niet terug de straat op sturen in het pikdonker, dus gaf ons een kamer voor dertig dollar, op voorwaarde dat we tegen vijf uur de deur uit waren. Geen enkel probleem. En daar lagen we dan, prinsheerlijk in het zachtste, grootste bed ooit, tv op de kamer, gloeiend heet water, schone badkamer, ruimte. Jammer dat we er maar zo kort konden blijven. Het was een prachtig hotel, met een biljarttafel buiten, een zwembad met een ongelooflijk schattig bruggetje er over. Ondertussen was het al kwart voor tien, en wilden wij nog iets eten. De behulpzame vrouw van de receptie heeft de Italiaan voor ons opgebeld, dus lagen we even later heerlijk pasta te eten op bed. De vrouw kwam ons heel beschaamd de prijs vertellen, die hoger was dan die van de kamer. Drankjes wou ze niet voor ons bestellen, dan zou het veel te duur worden zei ze, dus bracht zij ons vers geperst fruitsap. We ontspanden weer helemaal, het leven was weer goed. Het werd een gezellig laatste avondje, al vielen we al snel uitgeput in slaap.

Om dan om drie uur het bed weer uit te moeten. De vrouw had een taxi voor Karlijn besteld, die haar bus op een andere plek moest nemen dan wij. Dus liep ik met haar mee naar buiten, waar geen taxi te bespeuren was. Ook de bewaker had geen taxi gezien. Wij wachten. Half vier, nog steeds geen taxi. Karlijn aan het stressen, ik aan het stressen, zelfs de bewaker aan het stressen. Als de dood dat ze nu als afsluiter ook nog eens haar bus terug naar Guatemala zou missen, liepen we naar de grote straat, met de bewaker, om daar een taxi te zoeken. Niks. Kwart voor vier, nog steeds niks. Tien voor vier, en eindelijk kwam de taxi aan. Met een of ander flauw excuus dat hij moest gaan tanken. Ik zeg het je, niemand houdt zich aan zijn woord in dat land. Razendsnel afscheid genomen, en op het nippertje heeft ze haar bus nog gehaald.

En toen was het tijd voor mij en Elke. Ik dook nog snel even het heerlijke bed in, tot Elke me er om vijf uur weer uit schopte. We wandelden als een razende door het donker naar het kantoor van de Ticabus, wat slechts drie straten verder was, maar wel drie pikdonkere straten verder, dus ik was als de dood dat er iemand op ons af zou komen. Wat gelukkig niet het geval was. Wat helaas wel het geval was, was dat de bus helemaal vol zat. Daar stonden we dan. Er gingen die dag drie bussen richting San José, in geen enkele was er meer een plekje vrij voor ons. Was te verwachten. Of er geen andere bus was? De vrouw fluisterde ons toe dat we Transnica konden proberen, dus liepen we snel naar buiten. Waar een of andere junkie ons de taxi van zijn vriend in duwde, zijn lippen kapot bijtend, wild met zijn ogen draaiend, snel ratelend en heen en weer bewegend. Een ongelooflijk vies figuur, die wil je echt niet zien om vijf uur ´s ochtends. Maar goed, we hadden een taxi, en zolang hij maar niet mee instapte, was het allemaal best. En we hadden geluk. Bij Transnica stond er een bus net op het punt om te vertrekken, we konden er zo bij op, plaats genoeg. Omdat we de laatsten waren, kregen we de voorste stoelen toegewezen. Een arme vrouw met problemen aan haar voet kwam vragen om te wisselen, zodat ze meer beenruimte zou hebben, maar om de een of andere vage reden mochten we niet veranderen van plaats. Nuja, mij best, wij hadden echte VIP-plaatsen, meer ruimte dan eender wie achter ons. De bus bleek bovendien veel beter georganiseerd, we hoefden geen uren meer in de rij te staan aan de grens, konden gewoon onze paspoorten afgeven en de chauffeur bracht alles voor ons in orde. Wel verspilden we natuurlijk weer een heleboel tijd met het controleren van de tassen. Maar wat maakte het uit, ik sliep de hele weg terug, en voor we het wisten waren we terug in San José. En ik ben echt waar, nog nooit zo blij geweest om die lelijke stad terug te zien. San José. Waar afspraken afspraken zijn, taxi´s op tijd komen opdagen, waar je je weg kent en niet door het donker hoeft te dwalen. Waar de taxi-aanbiedingen ons toegesmeten werden. We kozen een chauffeur uit, die achteraf gezien dezelfde bleek die ons al eens eerder naar huis gebracht had, de keer dat Elke zich kwaad had gemaakt omdat hij zo´n gigantische omweg nam. Doordat hij me zich herinnerde, was hij plots een heel stuk vriendelijker, liet me minder betalen dan normaal voor mijn laatste stuk alleen, en gaf me zelfs zijn nummer - met de woorden dat ik voortaan een betere prijs zou krijgen. Toch weer een beetje geluk gehad.

En toen kwam het. Ik dronk een koffie met de familie, at wat brood, en lag daarna rustig op bed een of andere stomme serie te kijken. Hoor ik plots zo´n luide, scheurende knal. Alsof een bom ontplofte, ik dacht in eerste instantie ook echt dat dat het was. Tot de bliksem volgde. Tot het hele huis plots begon te schudden en te beven. Ik zag al mijn spulletjes van links naar rechts vliegen, en durfde echt niet meer te bewegen. Daar lag ik dan, blij te zijn dat ik terug thuis was, vindt er een aardbeving plaats. Hoe kon het ook anders. Mijn gastvader riep vanuit zijn kamer dat alles oké was, dat ik me geen zorgen moest maken en dit vaak genoeg gebeurd, maar hij belde daarna toch ook zijn ouders op om te kijken of iedereen in orde was. En alles en iedereen was in orde, niks is kapot gegaan, en ook ik heb mijn allereerste aardbeving zonder scheuren overleefd. Natuurlijk wel het perfecte einde voor een week als deze.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten