zondag 19 mei 2013

Belgica



Ik heb een laatste blogbericht beloofd. De bedoeling was natuurlijk die een week na thuiskomst te schrijven. Die week werd langzaamaan een maand, zes maanden, en ondertussen ben ik al negen maanden terug thuis. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen dit bericht te schrijven. Het bleef ergens maar boven mijn hoofd hangen, maar niet als iets waar ik tegenop keek, eerder iets wat ik wou blijven uitstellen om het maar niet definitief te moeten afsluiten. Dit bericht was het laatste wat me nog restte, mijn laatste houvast aan Centraal-Amerika, het enige waardoor ik nog vol kon houden dat alles nog niet helemaal voorbij was. Maar het is voorbij. Ik ben ondertussen al negen maanden terug in België en ik kan mezelf niet langer blaasjes blijven wijsmaken. Ergens dacht ik nog steeds bij alles wat ik de afgelopen maanden meemaakte 'Dit is iets om over te schrijven', maar ik hoef nergens meer over te schrijven. Het is gedaan met schrijven. Ik wil niet dat het gedaan is met schrijven. Ik wil niet dat ik thuis ben, wetend dat ik niet meer terug kan. Toch niet binnenkort alleszins. Maar goed, het bericht moest er komen, en hoe meer ik het blijf uitstellen, hoe zekerder het wordt dat enkel Thomas dit nog aan het lezen zal zijn. En vandaag was het tijd, met erge Guatemala blues, met mijn Latin Music cd in de cd-speler, starend naar de wereldkaart aan de muur, omgeven met foto's en herinneringen, met zelfs een gigantische poster van el arco op mijn deur zodat ik daar toch elke dag nog onder kan lopen, besefte ik dat het er toch maar eens van moest komen. Ik ben hier al tachtig keer opnieuw aan begonnen, aan dit laatste bericht, maar nu maak ik het af. Nu. Dit wordt mijn állerlaatste blogbericht.

Thuis. Toch thuis. Ik had eerlijk gezegd niet gedacht dat ik nog terug in België zou geraken, en ik weet niet goed hoe ik mijn gevoel moet omschrijven. Ik ben best gelukkig hier, maar af en toe krijg ik een soort knetterknoertharde klap in het gezicht en kan ik zomaar ineens in tranen uitbarsten. Want ik mis het. Ik mis leven zoals ik leefde in Centraal-Amerika. Alles is anders, ik ben anders, mijn vrienden zijn anders. Ik mis alles soms zo hard dat het pijn doet, dat ik mezelf gek maak en niet meer weet wat doen. En het gekke is dat ik dat vlak na mijn thuiskomst niet had. Ik was er niet kapot van, ik was helemaal niet zo verscheurd en heartbroken als ik in eerste instantie verwacht had. Ergens was het wel fijn terug in mijn oude vertrouwde leventje te kunnen vallen, even de problemen die zich maar op bleven stapelen kwijt te zijn. Want het leven in Centraal-Amerika leek allemaal wel rozengeur en maneschijn  maar achter de doeken verschool zich heel wat meer. Al hebben vele verhalen in deze blog jullie waarschijnlijk al doen opschrikken - het was er gevaarlijker dan ik besefte. Dat dringt pas tot me door nu ik weer veilig thuis ben, en als een pijl 's nachts door de straten sjees, mijn tas onder mijn jas verstopt en dicht tegen me aan gedrukt, als de dood om overvallen te worden. Belachelijk, noemen m'n vrienden me hier. Paranoïde, noem ik mezelf. Maar ik lijk er maar niet vanaf te kunnen stappen. 's Nachts naar huis fietsen betekent nu heel wat anders voor me dan het een aantal maanden geleden betekende. 's Nachts naar huis wandelen, is rennen geworden. Zeker na de gebeurtenissen van mijn laatste dagen in Guatemala.

Het dringt hier, thuis, pas tot me door dat mijn familie door al mijn wilde verhalen heel wat angsten heeft moeten uitstaan, terwijl ik alles maar als vanzelfsprekend zag. Was het niet. Echt niet, en ik moest de oceaan terug oversteken om dat te kunnen beseffen. En dan weten jullie nog niet eens alles. Op het slimme verzoek van moeders die met haar frisse hoofd wél begreep dat alle gevaren van mijn leven in Guatemala voor westerlingen niet zo eenvoudig van je af te zetten zijn, heb ik mijn laatste avontuur verzwegen, en er wijselijk niks over gezegd tot ik weer veilig en wel thuis kwam. Wel, nu ben ik alweer negen maanden terug thuis (negen maanden, ik kan het nog altijd niet geloven), dus in principe kan er me niets meer gebeuren. Maar ook dat mag wel eens tot mijn brein doordringen, want ik blijf als de dood.

Donderdag 19 juli, vier dagen voor we het vliegtuig naar Costa Rica zouden nemen. De dag dat we terug kwamen van twee daagjes Lago de Atitlán en Chichicastenango. De avond dat mijn leven op zijn kop zette, de avond dat ik banger was dan ooit, banger nog dan toen ik een pistool op me gericht had, gekidnapt werd door een lesbische gek, ingesloten werd door zeven duistere mannen of opgesloten door een taxi-chauffeur. Een donderdag, vanzelfsprekend een El Muro-avondje dus. Mijn allerlaatste. Mijn lievelingsbar. Het beloofde een goede afsluiter te worden, en samen met Nele en Domi trok ik enthousiast de donkere straten door naar de bar, na een heerlijk ruzietje in een winkel om twintig cent, die ik als toerist te veel moest betalen. Na zes maand laat je je niet meer doen, dan stamp je woest de winkel uit. Inderdaad, om twintig cent. Maar goed, zusjelief en ik hadden alles al goed uitgedokterd. Na dagen bezig te zijn met 'to-do-lijstjes' die afgewerkt moeten worden voor onze volgende verjaardag, voor het einde van de vakantie, of voor het einde van de reis, besloten we er ook eentje te maken voor die avond. Eentje die in het bijzijn van Nele omgetoverd werd tot een avondje opdrachten uitwisselen. Een voor een. Hierdoor heb ik wel éindelijk aan de bel van El Muro getrokken - gelukkig werden de tequila-kosten me bespaard. De hele avond verliep goed - op het verliezen van én mijn én Do haar schoenen (die eerlijk gezegd ook de mijne waren) na dan - tot de ruzie met Chan ontstond. Ook iets wat ik steeds verzwegen heb, wat ik weigerde toe te geven, zelfs tegenover mezelf: Chan was wel degelijk mijn vriendje. Zelfs nu blijf ik mezelf wijsmaken dat dat niet zo was, maar het valt eigenlijk echt niet te ontkennen. Ik vorm geen enkele uitzondering op al die stomme toeristen die richting Zuid-Amerika trekken en zich laten inpakken door een Latino. Maar waarom zou je ook niet? Ze behandelen je alsof je het mooiste bent wat ze ooit hebben gezien, sleuren je mee van hot naar her, laten je alles zien waar je als toerist nooit zou komen, beschermen je, aanbidden je. Niet dat ik van dat laatste nu zo'n grote fan was, koude westerling als ik ben. Maar goed, het negatieve aan een relatie met een rasechte Latino is zonder twijfel de jaloezie. En geloof me, dit was niet onze eerste ruzie over dit onderwerp. Dus toen een vriend van me me beetpakte, zag ik hem al kwaad mijn richting uitkijken. Niet goed, dus ik trek me los. Maar het kwaad was al geschied en in meneer zijn ogen had ik met een ander staan kussen terwijl hij er op stond te kijken. Ja hoor. Dus hij woest, en vloog nog meer de drank in. Toen El Muro dan ook de deuren sloot, en ik mijn zusje naar huis hoorde te wandelen, stond ik in tranen. Maar geen zorgen, de jongen zou zijn goed hart wel nog eens laten zien en mee wandelen - niet dus. Tien meter wandelde hij mee, toen draaide hij zich plots om met de woorden 'Ik heb geen zin meer' en liep in z'n eentje naar de afterparty. Daar sta je dan, met je zusje op straat in het donker, doodsbang. Maar geen zorgen, vrienden genoeg, en al snel sloten Thierry en Canche zich bij ons aan. Er werd me zelfs nog een paar schoenen geleend, Domi kwam veilig terug in het hotel, ik veilig terug op de afterparty. Waar Chan zich al in een halve coma gezopen had, en ook ik niet helemaal nuchter genoemd kon worden. Slecht, slecht plan. Ik moest bij hem blijven slapen die nacht - twee zatlappen die samen nog thuis moeten zien te geraken. Na de afterparty hingen we nog wat rond in het park met een stel, waarna we, nog steeds in ruzie, nog steeds weigerend tegen elkaar te spreken, en indien het moest enkel door middel van een heleboel geroep en gehuil, toch echt naar huis moesten gaan. Toen we vlak naast het park stonden, moest ik snel terugkeren omdat ik wat vergeten was, en toen ik nog geen twee minuten later terug was op de plek waar ik Chan achtergelaten had, lag hij doodleuk op de stoep te slapen. Perfect. Dan mag het nog zo'n kleine Guatemalteek zijn, hem op mijn rug nemen was een onmogelijke opdracht.

Daar stond ik dan. Geen idee van hoe ik die jongen nog naar huis zou krijgen, helemaal naar het buitenste randje van de stad. Zijn huis stond letterlijk naast het bord waarop stond 'Welkom in Antigua', dus geloof me, we hadden nog een heel eind stappen voor de boeg. Maar luck is on my side, en daar kwamen mijn twee reddende engelen aan. Twee mannen in een auto. Vrienden van Chan, of dat beweerden ze toch. En de zatte jongeman ontkende niks, dus liet ik hem de auto in tillen en stapte zelf ook vrolijk in. Ik vertrouwde de mannen echt, en volgens mij hadden ze ook geen kwaad in de wil. Voor de deur vroeg ik ze dan ook om Chan toch ook eventjes naar boven te dragen, aangezien hij onverstoord verder bleef slapen en ik er geen beweging meer in kreeg. Zo gezegd, zo gedaan. Ik opende de voordeur, zij droegen mijn vriend naar boven. En pas toen we in onze kamer stonden, moet het tot hen doorgedrongen zijn wat voor een buitenkansje dit was. Chan zijn iPod (zijn enige waardevolle voorwerp op zijn laptop na, ik voel me hier nog steeds rot over) lag daar open en bloot op het nachtkastje. Niet voor lang meer. En terwijl ik Chan goed probeerde te leggen op het bed, is een van de twee toffe vrienden bij de buren binnen geslopen. Bij dezelfde toffe buurman die ons iedere morgen wekte door met glazen flessen naar zijn vrouw te gooien en de hele boel bij mekaar te schreeuwen. De twee wisten hun slachtoffers wel goed te kiezen. Maar goed, ik had niks in de gaten, de mannen pikten de MacBook pro, handtas, het geld en de telefoons van de buren. Achteraf bleek zelfs een fles whiskey en een fles fruitsap vermist, wat ze daar ook van plan mee mochten zijn. Ze moeten het alleszins goed verstopt hebben, want ik heb echt helemaal niks gezien. Hun voordeur stond al open toen ik boven kwam, dus ook daar zocht ik verder niks achter. Dus liet ik de twee mannen weer uit, ze zelfs nog even vrolijk bedankend. En toen kwam ik helemaal voor een raadsel te staan. Ik wou de deur van het appartementsgebouw achter ze afsluiten, toen ik tot de ontdekking kwam dat Chans sleutel niet meer op de deur paste. Snel rende ik naar boven, om daar met hetzelfde probleem te kampen te krijgen: ook de tweede sleutel klopte niet meer, en ik kon onze kamer niet meer in. Tot op de dag van vandaag snap ik niet hoe ze dit voor mekaar hebben gekregen. De twee sleutels hingen aan een sleutelhanger, die sleutelhanger had ik in mijn handen, mét twee sleutels er aan, die plots niet meer de juiste sleutels waren. Die de twee 'inbrekers' dus vervangen moeten hebben. Heel erg gek allemaal, en ik kon tegen de deur staan beuken tot ik een ons woog, maar dronken Chan reageerde niet. Dan maar terug naar beneden, naar Eliu zijn appartement en hem het bed uit geklopt. Die me meenam naar de parkeerplaats om even na te denken over wat ik nu moet doen - bij hem kon ik niet blijven want zijn vriendin sliep daar. Toen ik me eindelijk de reserve sleutel herinnerde was het al te laat: de buurman had de diefstal ontdekt. De diefstal waar ik tot op dat moment nog geen besef van had. Dus je kunt je onze verbijstering inbeelden als er daar plots een doorgedraaide crimineel met een machete mes op je afstormt, woest schreeuwend, terwijl een vriend hem achtervolgt om hem te kalmeren. Kalmeren zat er niet in, dus in al mijn angst schoot ik onder een verdwaald bankje. Eliu bleef maar volhouden dat hij niks misdaan had, en toen drong het tot mij door dat ze mij als Europese heus niet van een diefstal zouden beschuldigen, dus kroop ik onder mijn schuilplaats vandaan om Eliu te gaan helpen en zijn alibi te spelen. Want hij had er ook echt niks mee te maken, de arme jongen. Maar zijn status als drugsdealer deed er niet veel goed aan, dus bleef de man zijn machete vrolijk verder in onze richting zwaaien. Het was het langste mes dat ik ooit in mijn leven gezien heb, en het scherpste ook, geloof me. Zo een echt mes waar je een half regenwoud mee omkapt, zo een. Een mooie kromming om gemakkelijk rond een stam te kunnen zwieren, zo'n tachtig centimeter lang om ook dikke bomen te kunnen vellen. Gelukkig kwam op dat moment eindelijk de bewaker van het appartementsgebouw tevoorschijn. Die overigens nergens iets van gemerkt had. Hij had de twee mannen die mij 'geholpen' hadden niet gezien, hij had mij niet gezien hoewel ik vijf keer langs zijn huisje ben gelopen, hij had niks gehoord toen ik Eliu zijn deur half heb ingebeukt om hem wakker te maken en hij had niet gehoord hoe een woedende buurman ons achtervolgde met een machete mes. Heel goede bewaker. Maar al snel werd duidelijk dat het onze schuld niet was. Op dat moment drong het helemaal niet tot mij door dat die twee mannen wel eens iets gestolen konden hebben, dat besefte ik pas de volgende morgen, veel te laat. De buurman was woest, bleef Eliu ervan beschuldigen, bleef proberen Eliu en mij te raken met zijn machete. Hij was gestoord. Helemaal dolgedraaid. Hij zwaaide maar met zijn mes in onze richting - ik was doodsbenauwd. Zijn vriend en de bewaker hielden hem vast, zelf het zwaaiende mes ontwijkend. Ik trilde zo dat het me zelfs niet lukte weg te gaan. En ondertussen probeerde ik toch nog de held uit te hangen en mezelf garant te stellen dat Eliu bij mij was en hij werkelijk niets gestolen had. Uiteindelijk werd de buurman opgesloten in zijn kamer, na een hels gevecht met zijn vriend. De arme buurvrouw ging jammerend terug naar bed, de vriend van de buurman keerde ook terug naar zijn appartement. Alleen ik kon nog altijd niet binnen, dus zat ik heel stilletjes, doodsbang en huilend, biddend dat de man niet uit de kamer kon ontsnappen (die hij duidelijk kort en klein aan het slaan was), tussen de twee huizen te luisteren naar Chans gesnurk aan de ene kant, het getier van de buurman aan de andere kant. Tot ik me herinnerde dat ik de reserve sleutel ging zoeken, mijn hersenen waren echt helemaal de kluts kwijt.

De volgende morgen werd ik gewekt door de vrouw van de buurman, een vrouw uit Parijs. Ze moest met mij praten, want ik moest toch weten wat er gebeurd was. Bovendien kwam ze me waarschuwen voor haar echtgenoot, die een Amerikaanse crimineel bleek te zijn, gevlucht uit de States omdat niemand hem hier kon oppakken. Guatemala heeft geen uitleveringsverdrag met Amerika, en de politie is hier zo corrupt dat ze je nooit veel kwaad zullen doen zolang je geld hebt. Dat vond ik al best beangstigend klinken, maar buurvrouw was nog niet uitgepraat. Ik moest oppassen, want haar man had in het verleden al mensen vermoord en zou er niet voor terugdeinzen nog iemand de keel open te snijden. Zeker niet als die persoon inbrekers op zijn huis had losgelaten. Nu ik niet meer bibberend onder een bankje verstopt zat, kon ik weer helder nadenken en besefte ik dat de twee 'vrienden' die mij geholpen hadden, wel eens niet zulke goede vrienden konden geweest zijn. Na haar angstaanjagende verhaal durfde ik echter helemaal mijn mond niet meer open te doen, tot ik mij de camera's in het gebouw herinnerde. En ook zij was daarvan op de hoogte, want nodigde me meteen uit gezellig met haar de videobeelden te gaan bekijken die middag. Help, tijd om mijn mond open te doen. Ik deed het hele verhaal en wou daarna gewoon zo snel mogelijk weg, veilig naar het hotel waar mijn moeder en zus zaten. Maar neen hoor, zodra ik een stap buiten zette, zag ik daar buurman zijn vriend voor de deur zitten, zonnebril op, glaasje in de hand en strak naar mij starend. Ik moest wachten tot buurman op was en met hem praten over de gevolgen van mijn daden. Ik snap echt wel dat ik die venten niet zomaar binnen had moeten laten, maar buurman had zijn voordeur ook maar moeten sluiten. Dan waren ze nooit naar binnen gegaan, was er geen enkel probleem geweest. Welke gek laat er in een land als Guatemala ook de voordeur openstaan? Zeker toen bleek dat ze al eens beroofd waren in dat huis. Maar goed, rond een uur of vier kwam buurman eindelijk zijn nest uit, vol schrammen en plekken (hij had zijn mes dan maar op zichzelf gebruikt) en moest ik in het bijzijn van 'bewakers' met hem gaan praten. Tweeduizend en tweehonderd dollar. Dat moest ik hem, en dan mocht ik weg. Hij zag zo aan me dat ik dat geld niet had, dus moest ik mijn paspoort bij hem achterlaten. Nuja zag, hij weigerde me aan te kijken of hij zou me naar de keel vliegen, zei hij letterlijk. Ik stond te trillen en te trillen en kreeg nauwelijks een woord over mijn lippen. Maar goed, paspoort afgeven dus - precies of ik ben gek, ik moest drie dagen later naar Costa Rica terug kunnen vliegen. Gelukkig lag mijn paspoort in het hotel en niet hier, dus moest ik daar wel naartoe. Maar ook dit mocht niet zonder bewaking, hij stuurde zijn enge starende vriend met me mee. Ik bibberde en kon niet ophouden met janken, dus besloot die man, een rasechte alcoholist die leefde op happy hours, een tussenstop te maken en me vol te gieten met tequila shotjes om me te kalmeren, het laatste waar ik op dat moment behoefte aan had. Ik kreeg een shotje naar binnen, en ben vervolgens met de barvrouw gaan praten zodat die vent me tenminste met rust liet. Eindelijk konden we door naar het hotel, waar ik in een onsamenhangend verhaal moeders kon duidelijk maken dat iemand me zou vermoorden als ik niet betaalde. En ik geloof tot op de dag van vandaag dat hij me echt zou vermoorden. Hij zei zelfs dat hij me zou weten te vinden in België, dat als ik er op een of andere manier vandoor ging, hij me zou volgen, me niet zomaar zou laten gaan. Ik heb er nog steeds nachtmerries over. Maar goed, ik was niet van plan mijn paspoort af te geven en helemaal vastgeketend te zitten aan de enge buurman, dus werd de tweeduizend dollar uiteindelijk betaald. Via overschrijving weliswaar, met het slimme idee de overschrijving zo snel mogelijk te annuleren. Het was vrijdagavond, en maandagmorgen zouden wij weer vertrekken, tegen die tijd was het geld nog lang niet omgezet in dollars en overgeschreven op zijn rekening. Dus kwamen moeders en de freaky vriend overeen dat ik het hotel niet meer verliet - zodra ik alleen gezien zou worden door hen of een van hun mannetjes 'was het met me gedaan'. Chan mocht ik al helemaal niet meer zien. Niet eens van mijn moeder, nee, van buurman zijn goede vriend. Hij stookte ons maar een beetje tegen elkaar op nadat hij doorhad dat ik daar niet van plan was naar te luisteren. Chan was een drugsdealer. Ja hoor, precies of dat zou ik niet gemerkt hebben als het zo was. En precies of hij zou dan verder doen met al die rotte jobs die hij toegeschoven kreeg. En tegenover Chan werd ik dan weer helemaal afgebroken - ik had zijn iPod laten stelen, dus zou hij mij beter ook niet om geld vragen? Ik ben toch een rijke Europese, ik zal wel betalen. Maar neen, Chan belde me zelf in tranen dat hij het allemaal niet kon geloven en kwam me netjes opzoeken op het dak van mijn hotel, waar niemand ons samen kon zien. Ik ben niet dom, ik was heus niet van plan hem gezellig thuis op te gaan zoeken voor de ogen van de beroofde buren, maar ik was ook echt niet van plan na hem elke dag gezien te hebben te vertrekken zonder afscheid te nemen. Had ik nu mijn stomme mond gewoon maar gehouden - ik had moeten weten dat die camera's in het gebouw natuurlijk niet werkten, ik was immers in Guatemala. Dan was niemand, niemand er ooit achter gekomen dat ik twee onbekenden het gebouw in had gelaten. Maar zo slim ben je niet als je overspoeld wordt door angst.

Dus heb ik die avond geen stap buiten het hotel gezet, hebben we er zelfs nog snel een nieuw bed bij moeten slepen, want dat had ik daar zelfs nog niet eens. Ricardo en Nele zijn mij een liefdadigheidsbezoekje komen brengen met fanta en chips, Chan moest werken tot laat in de nacht. De volgende morgen liep ik als een doodsbang musje over straat, en durfde geen meter van Domi haar zijde te wijken. We trokken naar Cerro de la Cruz, en zelfs daar dacht ik nog dat de man vlak achter me zou opduiken, hoewel ik hem dan heus de klim achter ons wel had horen maken. Ik heb Chan nog kort gezien die dag, mocht die avond afscheid nemen van mijn vrienden in Las Palmas, de bar waar Ricardo optrad en die vlak naast ons hotel lag. Zolang we maar nergens kwamen waar de alcoholic vriend van de buurman kon zitten, happy hours werden voor het eerst hard vermeden. De bar lag nauwelijks een straat van ons hotel gelegen, en toch heb ik Domi geen seconde los gelaten. Ik klemde me aan haar vast, sprong opzij voor elke auto en was als de dood voor iedere man die ons pad kruiste - wie weet wat voor mannetjes hij nog op de loer had liggen. Ik herkende mezelf niet meer, was dat dezelfde persoon die rustig meeliftte met truckers en mannen met wapens in Nicaragua?  

Maar goed, we bleken veilig. Of leken dat in ieder geval, ik geloofde de gek op z'n woord als hij zei dat hij me liet volgen. Geen twijfel aan. Ik zag plots overal duistere Amerikanen, en ik zweer je dat ik nu echt niet overdrijf. Zelfs Domi zag ze, zelfs Domi was bang en zij is de stoere van ons twee. In ieder geval stond er af en toe inderdaad iemand aan de overkant van het hotel, niet altijd, maar toch regelmatig, zoals ze gezegd hadden. En ik mocht zonder mama niet meer buiten van de man, en durfde dat ook echt niet. Een volgend probleem vormden mijn spullen. Alles stond nog bij Chan, twee grote tassen en een rugzak vol. En ik was echt niet van plan dat allemaal achter te laten. Dus ben ik voorzichtig met Chan en Eliu in de auto naar hun appartement gereden, ben ik daar netjes blijven in zitten en heb ik gewacht terwijl Chan naar boven liep om mijn spullen. Jammer dat ik het appartement niet meer in mocht, want hij woonde daar echt lieflijk. De kamer zelf leek nergens op, maar je moest er heen langs een schattig paadje, er lag een golfplaat vol koffiebonen te drogen daarnaast, overal zag je mooie planten en bloemen. Maar je kreeg mij er voor geen goud nog langs. Chan was lief, maar leek nog altijd niet goed te beseffen wat er gebeurd was, en deed alles minder erg uitschijnen. Toen hij doodsbleek terug beneden kwam met mijn tassen, me aankeek en zei 'je moet nu weg', wist ik dat ik niet overdreven had. Het wás gevaarlijk, hoeveel hij dat eerst ook ontkende. Toen hij boven om de tassen ging, zaten buurman en vriend buiten op de uitkijk. Nadat ze hem ervan probeerden te overtuigen ook geld van mij af te troggelen voor zijn iPod die door mij gepikt was (waar hij heel lief nooit om gevraagd heeft, hoewel het zijn enige bezit was), vroegen ze wanneer ik precies vertrok en of ik nog niet van hotel veranderd was. Ze zouden me anders wel opsporen, of anders kreeg hij er van langs. Ze moeten nog meer gezegd hebben, maar hij wou me niet alles vertellen. Wel fluisterde en ratelde hij wat met Eliu, die er razendsnel vandoor reed met ons. Net nu ik me die ochtend eindelijk wat gelukkiger voelde nadat ik Chan me zag opwachten voor de deur van mijn hotel met een ijsje. Dit was de zondagochtend - normaal vertrokken we de maandag naar Costa Rica. Chan reed met me naar het hotel, stuurde me naar binnen en zei dat ik nu onmiddellijk vervoer naar de hoofdstad moest zoeken en daar blijven tot we het vliegtuig op konden. Beter nog zou zijn om op het vliegveld te slapen, waar ze ons niks meer konden doen. Hij ging ondertussen naar het politiebureau -zijn oom had contacten, en hoewel ze niks kunnen doen, konden we ze wel op de hoogte brengen en ervoor zorgen dat als er iets met ons gebeurde, ze wisten wie ze moesten oppakken. Ze beloofden voor bescherming te zorgen, al had ik zogezegd een grote fout gemaakt door te betalen. Daarmee gaf ik aan dat ik de schuld op mij nam, maar zou je niet als iemand met een machete rond je oren staat te zwaaien?

Huilend kwam ik ondertussen terug in onze kamer, trok met mama naar het reisbureau om in snotterend en snikkend een shuttle te bestellen voor die avond. Hotels werden gezocht, verkeerd geboekt, op het allerlaatste moment omgeboekt door een telefoontje vanuit de winkel op de hoek, waardoor ik zelfs bijna de shuttle miste en alleen achterbleef in Antigua. Het laatste wat ik op dat moment wou, hoe moeilijk het ook was om te vertrekken.

Die middag hebben we als een razende ingepakt, zijn Ricardo, Pablo en Nele afscheid komen nemen en hebben Chan en ik onze laatste uurtjes in de overdekte mercado doorgebracht waar we wel veilig dachten te zijn. Daar hebben we ook onze zorgenpoppetjes uitgewisseld, die ik op dat moment méér dan nodig had volgens hem. Zo'n poppetje moet je 's avonds je zorgen toevertrouwen en die nacht onder je kussen leggen. De volgende dag zouden dan al je zorgen vergeten zijn. Ik heb het poppetje braaf in ieder hotel onder mijn hoofdkussen gelegd - een wonder dat ik het nergens ben vergeten - en ook tijdens mijn examens nu komt het best van pas. Alleen droom ik echt iedere keer dat ik het onder mijn kussen leg over Antigua en Chan, best eigenaardig. Maar goed, daar slenterden we dan wat door de prachtige fotogaleria, keken we naar de kleurrijke tassen en wandtapijten, en kon ik alleen maar huilen, huilen. Was dit het einde van wat de mooiste tijd van mijn leven was? Zo zie je maar - niet enkel geluk in Antigua. Al lag het niet eens aan een arme Guatemalteek dit keer, nee nee, aan een rijke Amerikaan. Maar terwijl ik alleen maar zat te janken zonder iets nuttigs uit te voeren, is mama naar het internetcafé gegaan en heeft ze een mail naar de bank gestuurd, met de dringende mededeling de overschrijving te annuleren, aangezien die gebeurd was onder fysieke bedreigingen. De overschrijving werd geannuleerd - we waren enkel tweehonderd euro kwijt door de koerswissel: het geld was al omgezet naar dollars. Maar nu het stomste: onze slimme bank heeft die mail letterlijk naar buurman Brandon doorgestuurd. Die ons een half koele, half dreigende, half angstaanjagende mail stuurde. Hij had niet gedreigd, ik had mama maar wat wijsgemaakt, we waren rustig overeengekomen dat ik voor de schuld zou opdraaien. Maar ondertussen dreigde hij wel nog eventjes ons op te komen zoeken als dat nu niet meer gebeurde. We hebben wijselijk niet geantwoord, al waren we wel woest op de bank. Welke idioot stuurt een mail waarin staat dat geld geweigerd moet omdat dat ons met geweld afhandig is gemaakt nu door naar diezelfde gewelddadige persoon?

In eerste instantie was Chan blij dat we de overschrijving hadden kunnen stoppen. Hij had die maandagochtend dat we normaal gezien zouden vertrekken, gekeken bij ons hotel. En daar stonden ze inderdaad, ons op te wachten. Het geld was natuurlijk nog niet aangekomen (logisch, het gebeurde in een weekend!) en zonder geld zouden ze ons niet laten gaan. Gelukkig hadden we de uitbaatster van ons hotel op de hoogte gebracht en hield ze de dikke houten poort gesloten. Ze stonden ons dus inderdaad op te wachten, zoals ze beloofd hadden. Het was verschrikkelijk om snel snel een dag eerder uit Antigua te vertrekken dan gepland, maar ik ben zo dankbaar dat we daar niet meer waren op dat moment. Ik wil niet weten wat er had kunnen gebeuren. Maar wat er dus wel met Chan gebeurd is. Hij zei dat hij het goed vond dat het geld geannuleerd was, dat iemand die zijn vrouw zo behandelde en alleen maar bont en blauw sloeg, dat geld niet verdiende. Dat het alleen maar goed is dat hij alles kwijt is, hij verdient niet beter. Zelfs toen hij een paar dagen later volledig in elkaar geslagen is door de Amerikanen, bleef hij achter me staan. En de slagen waren niet niks, geloof me. Ik heb met hem geskypet vanuit Costa Rica en zijn hele gezicht leek opgezwollen, blauw, rood en paars. Hij is verhuist naar een ander appartementje zonder zelfs maar zijn spullen op te halen, zodat hij nooit meer in de buurt van die gekken moest komen. En zelfs dan wou hij me niks kwalijk nemen, al lukte dat helaas niet altijd even goed.

Tot daar mijn gekke verhaal. Een tweede verzwegen iets is dat ik een tongpiercing heb laten steken op mijn allerlaatste dag in Costa Rica. Ja ja, marginaal, ik weet het al. Eigenlijk ook echt niet iets wat ik wou, geen idee waarom ik het plots in mijn hoofd kreeg en niet meer los kon laten. Chan waarschijnlijk. Een aangezien mijn wilde tattoo-plannen nog niet tot uitvoering gekomen waren, moest ik wel voor iets anders gaan. Maar goed, ik ben met een heleboel angst naar de piercingshop gegaan - een klein obscuur winkeltje in een nietszeggend stadje aan het vliegveld. 7 dollar voor een piercing. Staafje uitkiezen vanop de toonbank. Datzelfde staafje krijg je door je tong gestouwd. Het was wel weer een ervaring er bij hoor. Alleen jammer dat ik mijn laatste bord Gallopinto de volgende morgen nauwelijks door mijn keel kreeg. Ik nam het vliegtuig in de namiddag, mama en Domi 's ochtends heel vroeg. Ik zwaaide ze uit, schreef daarna de hele ochtend aan mijn laatste blogbericht, deed een uur over een bordje Gallopinto en besloot 's middags een ijsje te gaan halen voor ik op het vliegtuig zat en helemaal niks meer zou kunnen eten. Dus liep ik rustig naar de supermarkt, kocht rustig een ijsje, ging dat rustig in het parkje opeten onder een rustige palmboom. Rustig amehoela, breekt in eens een gigantische tak van die boom en landt pal naast me. Een paar centimeter naar links en ik had mijn vliegreis op mijn buik kunnen schrijven. Maar ik zat gezellig met mijn koptelefoon op (ik had Domi haar mp3 kunnen aftroggelen voor de reis, mijne was al sinds mijn eerste week Costa Rica kapot) en merkte pas iets toen ik die dikke tak naast me zag. Het halve park kwam op me afgestormd, maar ik was oké hoor. De goden hadden het wel op mij gemunt die dag - die ochtend vond ik mijn paspoort in de prullenbak. Gelukkig net op tijd gezien. In ieder geval besloot ik na deze aanval (en na een schattig prulletje aan te schaffen en een praatje te slaan met een verkoper op straat) naar het veilige hotel terug te keren en geen stap meer buiten te zetten.

Maar zo komt het dus dat ik bij aankomst in België niet eens een Jupilertje kon drinken, of mijn verhalen duidelijk vertellen. Alleen maar een hoop geslis. Over aankomst in België gesproken. Op het vliegveld was ik opgetogen, blij om terug te gaan. Ik zong stilletjes mee met mijn muziek, stuurde laatste smsjes in het rond, was enthousiast. William stuurde mij een aantal berichten, niet eens voor Domi bedoeld dit keer. Hij belde me zelfs zodat ik me niet zou vervelen zo alleen en we hebben heel gezellig gepraat. De laatste keer dat ik een echt gesprek in het Spaans zou voeren, dus ik klampte me er aan vast. Echt een lieve jongen, typisch dat zij weer bij de enige goede Latino terecht komt.

Daarna praatte ik was met de man die mijn tas controleerde, mijn tekening dat Mickey Mouse van me gemaakt had bewonderend. Totdat zijn vrouwelijke collega hem kwam weg trekken en terug aan het werk zette. Dan maar praten met het Belgische gezin naast me. Op het vliegtuig kwam ik naast een Spanjaard te zitten die al jarenlang in Costa Rica woonde en surfles gaf. Een typische rare reiziger - ik was blij dat ik daarmee kon afsluiten. De man voor me zat helemaal naar achteren met z'n stoel, waardoor ik half op de Spanjaard zijn schoot lag met mijn benen. Een goed aanknopingspunt. Dus begonnen we te babbelen. En net als iedere reiziger gaf hij me de adviezen die ik wilde horen, niet die die ik moest horen. 'Waarom ga je terug naar huis als je nog helemaal niet weet wat je wilt doen? Stap straks van het vliegtuig en neem weer een ander, India is wel een aanrader.' Ik kon wel janken. Gelukkig deed ik dat niet. We praatten over mijn studiekeuze, zijn onvoorspelbare leven, volgende reizen, zijn rare tattoos waar ik niks van snapte, zijn naam 'Patata' waarvan me nog steeds niet echt duidelijk is waarom hij zo genoemd wordt. In ieder geval heb ik hem beloofd mijn eerste boek aan hem op te dragen, dus dat zal ik dan maar doen. Als ik ooit deze blog uitgeef, draag ik dit met plezier aan hem op. Patata - het perfecte voorbeeld van wat voor een geweldige impact een compleet vreemde op je leven kan hebben. We praatten ongeveer de hele reis lang. En dat is lang. Hij heeft me denk ik echt op het journalistieke pad gezet, hoewel dat natuurlijk altijd al voor me uitgestippeld lag. Alleen de stap moest ik nog zetten, en die was te groot om alleen te kunnen doen. Bedankt Patata.

Onze wegen scheidden in Madrid en na een raar afscheid - als reiziger ken je echt geen gewoon afscheid, ik weet nooit hoe ik moet reageren op mensen want hoe lang ken je ze nu ook? - waar ik een uur of zes in mijn eentje moest doorbrengen. Saai, zo saai. Bovendien hebben ze me daar mijn mondwater afgepakt (gelukkig kon ik mijn woede hier nog in heftig Spaans uiten, in het Nederlands zou ik veel te braafjes klinken) en brandde mijn tong zo hard dat ik een mooi excuus had voor de tranen die op het volgende vliegtuig de kop op staken. Want toen begon het. Begin van de rit - geen probleem. Nog steeds opgewonden om naar huis te gaan. Eind van de rit - groot probleem. Zoals ik in Antigua bij het landen begon te huilen uit blijdschap om terug 'thuis' te zijn, begon ik in Brussel bij het landen te huilen uit afkeer. Terug, terug, terug, ik moet terug. En de stomme Belgen rond me reageerden precies zoals stomme Belgen dat doen. Staren. Geen woord zeggen, maar wel blijven staren. Een beetje Zuid-Amerikaan had allang precies de juiste woorden gevonden en me vastgepakt. Niet dat ik de behoefte had te werden vastgepakt. Gelukkig kreeg ik na ongeveer zevenhonderdrieëntachtig tranen eindelijk een zakdoekje aangeboden door een Waalse. Die dacht vervolgens het recht te hebben gekocht om te blijven staren. Ik kon mezelf weer wat opfleuren, liep het vliegveld op en zag een reclamebord 'Vanavond slaap je weer lekker in je eigen bed' en hop, daar ging ik weer. Ik wil niet in mijn eigen be-e-e-e-eeeeed! Hemeltjelief. Stom duur Europa, ik schrok me kapot toen ik een flesje water kocht in Madrid en twee euro mocht dokken. Brussel. Ik huilde uit in het toilet, friste me op, zorgde er voor dat mijn tranen niet meer te zien waren, haalde mijn koffer die nog steeds opengescheurd was, en liep naar buiten. Ik keek eerst rechts, waar ik niemand zag. Toen keek ik links. 'AAAH' was mijn volgende reactie. Maar dan vijf keer zo lang en vijf keer zo luid. En daar waren ze weer, de tranen. Stéphanie, Loïs, Timo en Thomas stonden me op te wachten met een gigantisch spandoek 'We missed you Maxime'. Ik liet mijn koffers vallen, rende er op af, sprong over het hek - of vloog over het hek liever - viel natuurlijk en belandde boven op mijn vier beste vrienden. Natuurlijk moest ik wel een val maken, ik eindig mijn reis zoals ik hem begonnen ben. Omstaanders keken naar ons in plaats van naar hun vrienden of familie die aankwamen, een paar begonnen zelfs te applaudisseren. Ik kon me geen betere thuiskomst wensen.

Het was een rare autorit naar huis, zo zonder vulkanen en bergen langs de weg. Gek om terug mijn straat in te rijden. Nog gekker om plots te moeten omdraaien want 'we kunnen nu nog niet gaan'. Ik had een vermoeden, maar was nog steeds erg verrast toen ik even later toch mijn huis terug zag met twee gigantische spandoeken. 'Welcome back' en 'Our favourite PLUS ONE is back' (nogmaals bedankt voor de plus one hoor vrienden). Zelfs mijn kamertje was versierd met een Belgische vlag 'Back in Boring Belgium' en een doek voor mijn kast 'En nu... kaaspannenkoeken!' (maak ik nog eens voor jullie!). En ook het Azaleapark waar we daarna naartoe gingen, moest niet onderdoen. Uit blijdschap om iedereen terug te zien, had ik zelfs het reusachtige doek achter hen niet opgemerkt: 'We missed you ugly'. Het was de perfecte thuiskomst.

Een leuke verrassing was bovendien dat op mijn bureau een brief op me lag te wachten. De brief die we op bezinning in het zesde middelbaar naar onze toekomstige ik moesten schrijven en onze leerkracht ons een jaar later zou opsturen. 'Lieve toekomstige ik, ik hoop heel erg dat jij (of ik, of misschien gewoon wij) op dit moment in een of ander ver warm, regenloos land zit, daar aan het rondtrekken bent of mensen helpt met huisjes te bouwen. We moeten veel avonturen beleefd hebben, veel nieuwe contacten gelegd en talen geleerd hebben en natuurlijk het beste leven ter wereld leiden. We moeten zelfstandig zijn en alles aankunnen. Maar waarschijnlijk zit ik gewoon braafjes in een of andere collegezaal op te letten met mijn flashy roze apple voor mijn neus.' NEEN! Beste verleden ik, ik heb het echt gedaan! ECHT ECHT ECHT! Ik was die brief compleet vergeten, maar het overmande me van blijdschap. Want ik heb het echt gedaan! Ik heb avonturen beleefd, meer dan ik ooit had durven dromen! Ik heb talen geleerd, honderden nieuwe vrienden van overal en nergens, ik heb het beste leven ter wereld gehad. En ik heb misschien geen huisjes gebouwd - ik heb wel in weeshuizen gewerkt, meegeholpen in scholen voor dakloze kinderen en hulpeloze aapjes en luiaards verzorgd. En hoewel het mijn droom was, had ik er zelf niet zoveel vertrouwen in dat ik het zou waarmaken. Maar kijk, beste verleden ik, kijk wat ik heb gedaan! Hier staan we dan, ondertussen twee jaar verder dan toen ik de brief schreef, en ik heb zeven maanden gereisd, geleerd, gewerkt, genoten. Hoeveel diploma's ik ook mag halen, dit is en dit blijft het grootste, beste, mooiste wat ik ooit in mijn leven bereikt zal hebben. Ik heb het werkelijk gedaan.

De eerste dagen thuis waren verder nogal raar. Het begin waren heerlijk, ik genoot er van om iedereen terug te zien en was non-stop bezig. Drie festivals binnen de twee weken na thuiskomst. Woensdagavond aankomen, donderdag tickets gaan kopen, vrijdagmorgen staan springen op een festivalweide. Afspreken met iedereen die ik zo lang niet gezien had. Terug op reis in september. En ondertussen je aanpassen aan het Belgische leven. Dat was moeilijk. Al was het wel een hele verademing mijn eigen laptop terug te zien, hoe materialistisch dat ook klinkt. Op den duur raak je het beu je blogberichten te moeten uittypen in een internetcafé waar een vage man zichzelf zit te betasten en luid hijgt terwijl hij ongegeneerd porno zit te kijken. Of raak je het beu om erg je best te doen niet op te kijken als de dame aan de andere kant haar borsten laat zien aan haar 'amorcito' via de webcam. Maar verder viel het minder gemakkelijk. Niet alleen bleef ik wekenlang mijn toiletpapier in de vuilnisbak naast de wc gooien, voelde ik me niet op m'n gemak met een handtas op straat en verstopte ik nog steeds mijn geld in beha en onderbroek, ook was het helemaal anders omgaan met mensen. Geen straatverkopers meer die gezellig een praatje kwamen doen, zelfs al kocht je niks. Gewoon, om ook wat van andere culturen op te steken, de onze. Geen mensen meer die zelf nauwelijks rondkomen en toch een bedelaar wat kleins toestoppen, of een inzamelbus niet langslopen zonder er iets in te gooien. Hier is 10 cent aan een dakloze geven vaak al te veel gevraagd. Bovendien was ik het bijvoorbeeld gewend om altijd te babbelen met iemand, of ik die nu kende of niet. Op een bus stappen hier en niet tegen iemand te beginnen praten, of niemand hebben die tegen mij praatte, deed raar. Even raar was het dat er nergens iemand de bus op sprong om rommel te verkopen, op eender welk willekeurig punt. Niemand die nog hele gitaarconcerten speelt op de bus en zo z'n brood verdient. Geen rare man die gezellig spaanse liedjes zingt. Geen enkeling die je snoepjes in de handen gooit, of rare zakjes water of fruitsap en daarna terugkomt om geld te eisen. Ohja, die zakjes, die mis ik ook. Hoewel het me nooit is gelukt het zakje water zo met mijn tanden open te scheuren dat ik niet de halve inhoud over mezelf gekapt kreeg, zou ik ieder flesje Spa voor zo'n 10 cent-waterzakje inruilen. Zonder twijfel. En nog raarder was het dat we een kerk langsreden zonder dat ook maar een persoon opstond en een kruisteken sloeg. Nog gekker dat iedereen stilletjes muziek zat te luisteren, in zichzelf gekeerd. Ik mis de mentaliteit van Latijns-Amerika, ik mis het verschrikkelijk. En ik merk dat, hoe hard ik mezelf er ook tegen probeer te verzetten, ik me weer aan het aanpassen ben. Ik ben terug aan het veranderen in een stomme Belg die geen woord zegt en in zichzelf gekeerd muziek luistert op de bus.

Ik weet niet zo goed hoe ik mijn gevoelens na thuiskomst moet omschrijven. Even was het heerlijk om terug in mijn oude leventje te vallen. Uitgaan, genieten, vrienden. Maar al na een week of twee was het genoeg. Nu leek dit de vakantie, mijn leven in Guatemala het 'echte' leven. Het is met bepaalde mensen moeilijker omgaan dan voor mijn reis en er is ook een heleboel waar ik niet meer tegen kan. Ik ben veranderd. Het leek even van niet, maar ik ben meer veranderd dan ik zelf besefte. Maar tegelijk lijk ik in tegenstrijd met mezelf. Ik was in het begin als de dood op straat, leefde nog met de gedachte aan Guatemala en de overvallers die op iedere hoek van de straat op de loer lagen, als hongerige geldwolven op zoek naar domme toeristjes. Nu nog steeds denk ik elke dag aan Brandon, ben ik elke dag opnieuw bang dat hij me in huis op zal zitten te wachten. Hoewel ik weet dat het niet zo zal zijn. Tegelijk voel ik me soms dan weer extreem veilig. Ik laat spullen rustig gewoon ergens liggen als ik weg ga - wie steelt er nu in een rijk land als België? Genoeg mensen, en dat moet ik mezelf keer op keer opnieuw doen geloven. In ieder geval ben ik veel rustiger, ik heb een soort van kalmte over me gekregen. Hoewel ik nog altijd kan staan springen als een klein kind. Maar ik ga niet meer uit zoals een jaar geleden, ben volwassener. Ik heb ook meer tijd alleen nodig. Vroeger kon ik nooit thuis zijn, nooit alleen zijn, ik moest altijd mensen bij me hebben. Nu ben ik niet meer bang om alleen te zijn, heb ik het zelfs echt nodig. En dus ga ik soms gewoon een koffietje drinken met mezelf, of ga ik even in het parkje zitten, en ik voel me daar fantastisch bij.

De eerste weken of maanden na thuiskomst was ik opener dan dat ik nu ben. Niet dat ik nu gesloten ben, maar toen had ik echt de neiging tegen iedereen te praten. Mensen die ik niet eens kende, maar ooit eens ergens had gezien - ik stapte er op af en knoopte een praatje aan. Zou ik nu al veel minder snel doen, om niet te zeggen nooit. Ik ben terug aan het veranderen. Maar tegelijk ook niet. Het is allemaal een beetje dubbel. Soms ben ik blij dat ik terug ben, soms kan ik uren huilen en Spaanse meezingertjes meeblèren. Vorige week zat er op school iemand naast me die net terug was van een reis in Guatemala, ik herkende de portemonneetjes die ze mee had als souvenirs uit duizenden. Eerst wou ik me omdraaien, haar aanspreken en praten, gewoon praten over Guatemala, uren aan een stuk, dan kwam het besef en moest ik een klein traantje wegpinken. Ik mis Guatemala en ik mis Costa Rica. Gelukkig heb ik nog regelmatig contact met vrienden, al vraag ik me af hoe lang zoiets duurt als je elkaar nooit ziet. Maar voorlopig zit dat wel oké. Met mijn familie uit Guatemala heb ik ook nog een fantastisch contact, behalve met broertje Diego uiteraard, dankzij novia Magali. Van mijn familie uit Costa Rica heb ik geen teken van leven meer gehad, maar dat verbaast me ook niet zo. Ik heb ook al wat Belgen van Guatemala terug gezien - best raar, want die horen bij mijn leven daar, niet mijn leven hier. Maar het is heerlijk met vrienden te kunnen praten die me snappen, die hetzelfde meegemaakt hebben. Want soms heb ik het gevoel dat ik alles aan die maanden link, en dat mensen mijn verhalen al lang meer dan beu zijn. Dus probeer ik mijn mond te houden, al is er niets waar ik liever over praat.
Ook zie ik foto's van de nieuwe groep toeristen in Guatemala, ken er zelfs mensen van. Blijf weg, Guatemala is mijn land. Ik kan er niet tegen dat andere mensen in mijn familie wonen, mijn leven leiden. Ik kan soms niet geloven dat alles echt was wat ik heb meegemaakt. Het lijkt een soort droom, een soort verheerlijkte fantasie. Maar het was echt. Het was zo mooi als ik me herinner. Al was het tegelijk ook veel minder mooi dan ik me herinner - wat ik daar zo van me af schudde, dezelfde dag nog vergat en geen aandacht aan besteedde, dringt nu pas tot me door. Ik heb dingen meegemaakt die niet normaal zijn. Maar ik heb er geen spijt van. Het was mijn leven, mijn leven zoals het toen moest zijn. Ik heb alles uit mijn reis gehaald. Alles en meer dan dat. Mijn mijn mijn Antigua, zelfs mijn San José, hoewel ik het een afgrijselijke stad vond. Ik wil terug, maar tegelijk ook niet. Ik durf ook niet echt, met een machete mes dat er klaar ligt om mijn keel open te snijden. Ik wil terug, maar ben tegelijkertijd weer bang opgeslorpt te worden door het monster Antigua, zoals beschreven in een van mijn vorige, ellenlange blogs. Ellenlange blogs - en ik ben weer aardig op weg hier een recordblog van te maken. Hoewel ik het al lang geen blog meer kan noemen, dit is gewoon mijn dagboek dat jullie zitten te lezen. Nu ja jullie, jij Thomas, mijn enige trouwe lezer. Maar ik zal dan ook niet meer uitweiden over al mijn gevoelens na thuiskomst. Ik heb ook niet echt veel tijd meer, over vier dagen heb ik mijn eerste examen en ik sta nog helemaal nergens.

In ieder geval kan ik concluderen dat ik niet in België hoor. Ik weet wat ik wil nu. Terwijl ik deze blog schrijf, dringt het weer tot me door. Zelfs mijn twijfels over mijn keuzevakken voor volgens jaar lijken plots verdwenen. Terwijl ik dit schrijf, lijkt alles terug op z'n plaats te vallen. Waar twijfel ik ook over - ik ben een schrijver. Ik word gelukkig van schrijven, vandaar ook dat ik geen einde aan mijn teksten weet te breien. Een schrijver en een reiziger- het antwoord ligt voor de hand. Ik zit op mijn plaats in journalistiek, en met fantastische reizen in het vooruitzicht, de wereld aan mijn voeten en nog een heleboel dromen om waar te maken, ben ik er op gehamerd zo snel mogelijk af te studeren. En dan trek ik naar Zuid-Amerika en verover ik het hele continent. En wie weet beland ik dan toch nog terug in het noorden, in mijn geliefde Centraal-Amerika.